2006/386

Rapport

Verzoeker wendde zich op zeker moment tot de procureur-generaal van de Hoge Raad met een klacht, die de klacht niet in behandeling nam. Hierover diende verzoeker een klacht in bij de minister van Justitie, waarna een briefwisseling volgde.

Verzoeker klaagde erover dat de minister van Justitie zijn klacht over de afhandeling van zijn brieven niet had behandeld.

De Nationale ombudsman overwoog dat in de Algemene wet bestuursrecht limitatief een aantal gevallen is opgesomd waarin een bestuursorgaan niet verplicht is een onderzoek in te stellen. Als geen van die gevallen zich voordoet is het bestuursorgaan verplicht onderzoek in te stellen. Dat er - zoals de minister van Justitie stelde - een uitvoerige correspondentie met verzoeker was gevoerd, valt niet onder de limitatief opgesomde omstandigheden waarin geen plicht tot onderzoek bestaat. Voor zover de klacht zag op het niet in behandeling nemen van de klacht over de procureur-generaal, had de minister van justitie deze klacht echter terecht niet in behandeling genomen, nu de minister daartoe niet bevoegd was en dan ook niet aan toetsing van bedoelde limitatieve omstandigheden toekwam. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging in zoverre behoorlijk. Voor het overige oordeelde de Nationale ombudsman dat de minister verzoekers klacht over het onzorgvuldig behandelen van zijn brieven ten onrechte als correspondentie (en niet als klacht) had afgedaan, waardoor in strijd met het beginsel van fair play was gehandeld. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging in zoverre niet behoorlijk. Nu verzoeker inmiddels afdoende antwoord op zijn in diverse brieven vervatte vragen had gekregen, zag de Nationale ombudsman echter geen aanleiding de minister aan te bevelen om alsnog verzoekers klacht in behandeling te nemen.

Instantie: Minister van Justitie

Klacht:

Klacht over minister van Justitie en directeur Toegang rechtsbestel niet behandeld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Minister van Justitie

Klacht:

Klacht over functionarissen van Ministerie van Justitie niet behandeld .

Oordeel:

Niet gegrond