2005/415

Rapport

Verzoeker is al een aantal jaren gewikkeld in een conflict met zijn buren. Verzoeker en de buren hebben over en weer verschillende keren aangifte gedaan bij de politie van strafbare feiten die de andere partij zou hebben gepleegd.

Naar aanleiding van een aangifte van belediging van de buurman jegens verzoeker zijn twee politieambtenaren op 9 januari 2004 bij verzoeker aan de deur geweest om zijn echtgenote als getuige te horen.

Verzoeker klaagde erover dat de politiemedewerker heeft nagelaten om zijn echtgenote tijdig op haar verschoningsrecht te wijzen voordat hij haar hoorde als getuige

De Nationale ombudsman is van oordeel dat, nu er geen verplichting was verzoekers echtgenote te wijzen op een verschoningsrecht, er ook geen sprake van kan zijn dat de betrokken ambtenaar niet tijdig op het verschoningsrecht heeft gewezen.

Derhalve is niet gehandeld in strijd met het beginsel van fair play.

Verzoeker klaagde er ook over dat in het terzake opgemaakte proces-verbaal van bevindingen niet­temin is vermeld dat de medewerker verzoekers echtgenote tijdig heeft gewezen op haar verschoningsrecht.

Ten aanzien van dit punt merkt de Nationale ombudsman op, dat in het proces-verbaal is opgenomen dat de politieambtenaar verzoeksters echtgenote had willen wijzen op haar verschoningsrecht, maar dat hij hiertoe, als gevolg van verzoekers gedrag, niet voldoende de gelegenheid had gekregen. De klacht mist feitelijke grondslag.

Verder klaagde verzoeker er over dat de medewerker die zijn echtgenote hoorde, zich niet objectief heeft opgesteld met betrekking tot een conflict tussen verzoeker en zijn buren.

De Nationale ombudsman stelt vast dat er een verstoorde relatie bestaat tussen verzoeker en zijn buren. In overleg met de officier van justitie is besloten dat aangiftes van verzoeker eerst door hem zouden worden beoordeeld op het feit of er sprake was van een strafbaar feit. Deze afspraken zijn neergelegd in een memo.

Een dergelijke werkwijze waarborgt dat de aangiftes en meldingen van verzoeker objectief worden benaderd. De gekozen werkwijze voorkomt immers dat de wijkagent, zo deze zou twijfelen over de vraag of al dan niet sprake is van een strafbaar feit, zelfstandig de beslissing zou nemen om een aangifte al dan niet op te nemen, en legt deze beslissing bij de instantie die verantwoordelijk is voor de beslissing of al dan niet tot vervolging wordt overgegaan, het OM. Ook overigens is de Nationale ombudsman niet gebleken van een gedraging van de politieambtenaar die in strijd is met het verbod van vooringenomenheid.

Instantie: Regiopolitie Friesland

Klacht:

Naar aanleidng van burenconflict: verzoekers echtgenote niet tijdig gewezen op haar verschoningsrecht voordat zij gehoord werd als getuige inzake een aangifte van belediging jegens verzoeker, in het opgemaakte proces-verbaal van bevindingen niettemin vermeld dat verzoekers echtgenote tijdig is gewezen op verschoningsrecht, de medewerker die verzoekers echtgenote hoorde was niet objectief.

Oordeel:

Niet gegrond