2005/316

Rapport

Verzoekster diende op 24 oktober 2004 bij de Belastingdienst een verzoek voorlopige teruggaaf algemene heffingskorting in. Pas medio januari 2005 vernam verzoekster telefonisch van de Belastingdienst dat zij iets fout had aangevinkt in het aanvraagformulier. Vervolgens adviseerde de Belastingdienst verzoekster een T-biljet in te vullen op basis waarvan verzoekster, wanneer dit biljet vóór 1 april 2005 zou zijn ingediend, eerst voor eind juni 2005 een voorlopige aanslag mocht verwachten.

Verzoekster klaagde bij de Nationale ombudsman over de wijze waarop de Belastingdienst een door haar op 30 december 2004 ingediende klacht had afgehandeld. Verzoekster vond dat de Belastingdienst de klacht op onbevredigende wijze had afgehandeld met de mededeling dat zij vóór 1 juli 2005 bericht zou ontvangen op een inmiddels door haar - op instigatie van de Belastingdienst -ingediend T-biljet, en niet alsnog teruggaaf werd verleend op basis van het verzoek van 24 oktober 2004.

De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst verzoekster niet binnen de door hem zelf nagestreefde eerste (betalings) termijn van zes weken na indiening van de aanvraag had geïnformeerd dat haar verzoek om een voorlopige teruggaaf 2004 niet volledig juist was ingevuld, en haar daarmee niet de mogelijkheid had geboden de onjuistheid tijdig te herstellen. De Belastingdienst merkte in dit verband zelf op dat het verzoek te lang onbehandeld was blijven liggen.

Volgens de Nationale ombudsman kon niet worden gesteld dat de Belastingdienst onjuist had gehandeld door verzoekster te adviseren een T-biljet in te vullen. Echter, van de Belastingdienst had mogen worden verwacht dat hij het door verzoekster ingediende T-biljet met voorrang had behandeld, zo nodig handmatig. Het was immers niet aan verzoekster te wijten dat de Belastingdienst haar verzoek om een voorlopige teruggaaf niet tijdig in behandeling had genomen, waardoor het niet meer mogelijk was de voorlopige teruggaaf nog in december 2004 uit te betalen. Verzoekster - die de Belastingdienst op 30 december 2004 al had laten weten dat zij de teruggaaf goed kon gebruiken - beschikte hierdoor een aantal maanden niet over de liquide middelen waarop zij op grond van de toelichting op het aanvraagformulier al eerder mocht rekenen.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst door verzoeksters verzoek om een voorlopige teruggaaf te lang onbehandeld te laten liggen en vervolgens verzoeksters T-biljet niet met voorrang te behandelen had gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. Hij vond de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Instantie: Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen

Klacht:

Verzoeksters klacht op onbevredigende wijze afgedaan door mee te delen dat zij voor 1 juli bericht zou ontvangen over een ingediend T-biljet en niet alsnog teruggaaf verleend n.a.v. haar verzoek.

Oordeel:

Gegrond