1998/582

Rapport
Op 9 maart 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer C. te Kapel Avezaath, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, de burgemeester van Nijmegen, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid op 20 januari 1998 zijn verzoek van 22 juli 1997 om vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat hij een aantal in beslaggenomen wapens beschadigd en zonder originele verpakking heeft teruggekregen, heeft afgewezen.

Achtergrond

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuurorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd. Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden. Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging. In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid – eventueel – moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Deze betrokken ambtenaar legde een verklaring af. Tevens werd de beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten een aantal specifieke vragen gesteld. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Een getuige verstrekte telefonisch informatie. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen. De beheerder van het Korps landelijke politiediensten berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 31 januari 1996 namen politieambtenaren van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid in verzoekers woning een groot aantal wapens en bijbehorende goederen in beslag.2. Bij vonnis van 15 april 1997 beval de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Arnhem onttrekkingverklaring aan het verkeer van een aantal wapens en goederen en de teruggave van een aantal andere wapens en goederen.3. Op 13 juni 1997 gaf politieambtenaar H. van voornoemd politiekorps een aantal wapens aan verzoeker terug.4. Bij brief van 16 juni 1997 deelde verzoeker aan officier van justitie mr. M. te Arnhem onder meer mee dat diverse goederen tijdens het verblijf op het bureau flink waren beschadigd, en dat verpakkingen ontbraken. Verzoeker stelde zijn totale schadebedrag op f 2.500,-. Ook maakte verzoeker er bezwaar tegen dat een mini-revolver, "Remington 44", niet was teruggegeven.

5. Bij brief van 22 juli 1997 richtte verzoeker zich met zijn verzoek om schadevergoeding tot het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, omdat hij van de officier van justitie had vernomen dat hij zich met zijn schadeclaim tot de politie diende te wenden.6. Bij brief van 20 januari 1998 wees de korpsbeheerder verzoekers verzoek om schadevergoeding af. De korpsbeheerder berichtte verzoeker onder meer het volgende:"U heeft bij uw brief van 22 juli 1997 een klacht ingediend bij de regiopolitie Gelderland-Zuid, district De Waarden, over onzorgvuldige behandeling van inbeslaggenomen goederen. Aan deze klacht heeft u een schadeclaim verbonden. De klacht bestaat er uit dat de goederen die op 31 januari 1996 bij u inbeslaggenomen zijn en op 13 juni 1997 aan u zijn teruggegeven volgens u bij ontvangst flink beschadigd waren terwijl ook verpakkingen ontbraken. U stelt de schade op ƒ 2500,--, exclusief de te maken kosten. De bemiddeling van de klacht conform de klachtenregeling van de regiopolitie Gelderland-Zuid is niet geslaagd, vandaar dat de klacht/schadeclaim aan mij ter behandeling is overgedragen. Mij is het volgende gebleken. De betreffende goederen zijn tot 14 juni 1996 opgeslagen in het wapenlokaal van de politie in Tiel. De goederen zijn in de verpakking in een verwarmd vertrek bewaard. Vervolgens zijn de goederen bij de Divisie Logistiek van het Korps Landelijke Politiediensten opgeslagen totdat teruggave werd bevolen. Landelijk worden hier inbeslaggenomen (vuur-)wapens bewaard. Kort na de inbeslagneming zijn de wapens volgens de standaardprocedure getest op de kinetische mondingenergie door de wapentechnische dienst van de regiopolitie Utrecht. Hierbij is met alle wapens tussen 1 en 6 keer geschoten en de test duurde een halve dag. De verpakking werd na de test gecontroleerd en in orde bevonden. In verband met de betreffende rechtszaak zijn alle goederen in opdracht van de rechtbank door een wapendeskundige van de regiopolitie Gelderland-Midden op 24 februari 1997 onderzocht bij de Divisie Logistiek in Apeldoorn op soort en categorie. Hoewel niet specifiek naar de onderhoudstoestand een onderzoek werd ingesteld is niettemin vastgesteld dat de onderzochte (lucht-)wapens goed geolied waren. Over roestvorming en beschadigingen werden geen opmerkingen gemaakt, omdat de toestand van de wapens daartoe geen aanleiding gaf. Op 13 juni 1997 zijn de goederen overgenomen van de Divisie

Logistiek en in dezelfde staat aan u overgedragen. U heeft bij ontvangst op- en aanmerkingen gemaakt over mogelijke schade en het ontbreken van verpakkingen. Ten aanzien van de verpakkingen merk ik op dat deze zijn geopend om vast te stellen om welke goederen het ging. Uiteraard worden zo mogelijk de originele verpakkingen weer gebruikt omdat deze bij de goederen behoren en over het algemeen de juiste bescherming bieden. De partij goederen is alleen gecontroleerd/getest door wapendeskundigen en die hebben het materiaal in verzorgde staat aangetroffen en in dezelfde staat weer afgeleverd. Buiten de genoemde controle zijn bij de Divisie Logistiek de inbeslaggenomen goederen niet overgepakt of behandeld. De door u veronderstelde roestvorming wordt betwist en door u is niet aannemelijk gemaakt dat de vermeende roestvorming heeft plaatsgevonden tijdens de duur van de inbeslagname. De betreffende goederen zijn in opslagplaatsen bewaard, waar ook onze eigen vuurwapens worden bewaard. Uiteraard zijn deze ingerichte opslagplaatsen droog en vochtvrij. Gelet op het vorenstaande verklaar ik uw klacht ongegrond en wordt uw schadeclaim niet geaccepteerd."B. Standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat weergegeven onder

Klacht

.2. Verzoeker zond bij zijn verzoekschrift onder meer de volgende ongedateerde verklaring mee over de schade. In deze verklaring was onder meer het volgende vermeld:"Ik, C. (verzoeker; N.o.) (...) verklaar het volgende:Op vrijdag 13 juni heb ik van politieambtenaar H. op het politiebureau te Tiel alle bij mij in beslaggenomen goederen terug ontvangen, met uitzondering van een mini-revolver "Tipo Remington 44", diverse schietschijfkaarten en waarvan door de rechter onttrekking aan het verkeer is bevolen. De hierna genoemde goederen zijn naar mijn mening beschadigd door mij in ontvangst genomen. Ik weet zeker dat deze goederen voor de in beslagname onbeschadigd waren. Bij enkele wapens ontbrak eveneens een originele verpakking. - wapen, kaliber .117, (...): beschadiging houtwerk, - wapen Weihrauch sportiv: kolf beschadigd en geen verpakking,

- wapen Norconia (...): lichte roestvorming, - wapen Telly (...): roest aan cilinder en spanbeugel, - wapen merkloos 709 (...): roestig cilinder en magazijn, - wapen alarmpistool: geen verpakking, - wapen Webley Hurricane: geen verpakking, - wapen Sheridan Benjamin EB: ontbreken van afsluitdop en verpakking, - wapen Webley Tempest: blanke plek van 1 mm, kras op greep en geen verpakking, - wapen Sheridan Benjamin EB: geen verpakking, - wapen Crosman American: roest en krassen op de loop. (...) Alle overige goederen zijn door mij compleet en onbeschadigd in ontvangst genomen."3. Verder zond verzoeker bij zijn verzoekschrift een lijst van in beslaggenomen goederen mee, bestaande uit 7 pagina's, waarop onder meer was vermeld dat was in beslag genomen de loop van een wapen "Remington model 812". Tevens zond verzoeker een afschrift van de kennisgeving van het arrondissementsparket te Arnhem, van zijn voorwaardelijke veroordeling, waarop onder meer was vermeld dat een wapen, "Remington model 812" was onttrokken verklaard aan het verkeer. Op geen van beide stukken was een wapen "Remington 44" vermeld.C. Standpunt van de korpsbeheerder1. De korpsbeheerder reageerde op 9 juli 1998 op de klacht. De korpsbeheerder deelde in zijn reactie mee dat hij, zoals uit zijn beoordeling van het door verzoeker bij de politie ingediende verzoek (zie hierv r, onder A.6.) bleek, geen aanleiding zag om de door verzoeker verzochte schade te vergoeden.2. Bij de reactie van de korpsbeheerder bevond zich het rapport van betrokken ambtenaar H. van 28 augustus 1997. In dit rapport was onder meer het volgende vermeld:"Naar aanleiding van binnengekomen klacht van C. over schade en dergelijke betreffende goederen in eigendom toebehorend aan klager, kan ik, H., brigadier van politie, het volgende rapporteren. Op 31 januari 1996 zijn diverse goederen, waaronder de goederen genoemd in de klacht, tijdens een huiszoeking bij klager in beslag genomen. De goederen lagen verspreid en gestapeld door de gehele woning

van klager. Er kan absoluut niet gesproken worden van een 'keurig' huishouden. Overzichtsfoto's gevoegd bij het tegen klager opgemaakt proces-verbaal laten dat overduidelijk zien. Deze foto's zijn niet in het bezit van rapporteur. Kort na de inbeslagname zijn alle lucht- gas- en veerdrukwapens voor wat de kinetische mondingsenergie betreft getest door de wapentechnische dienst van het regiopolitiekorps te Utrecht, hetgeen een standaardprocedure betrof. Exacte datum is mij niet meer bekend, doch het moet binnen twee weken na de inbeslagname zijn geweest. Hierbij is met alle wapens een tot zes keer geschoten. Betreffende de verpakte wapens kan ik verklaren dat elk wapen hierbij afzonderlijk uit de verpakking gehaald is en direct na de test weer herverpakt is in de originele verpakking. Voor deze meting zijn alle wapens vervoerd van Tiel naar Utrecht v.v. en het geheel heeft qua tijd een halve dag in beslag genomen. Vanaf het moment van inbeslagneming tot aan de datum van teruggave hebben de inbeslaggenomen goederen zowel aan het politiebureau te Tiel als bij de KLPD, divisie logistiek, afdeling wapens en munitie te Apeldoorn in bewaring gelegen. Ik, rapporteur, kan verklaren dat de goederen in Tiel goed, deugdelijk en origineel in verpakking in een verwarmd vertrek lagen opgeslagen. Vanaf 14 juni 1996 waren de goederen opgeslagen bij de divisie logistiek. Rapporteur is niet bekend op welke wijze de divisie logistiek deze goederen had opgeslagen. In verband met de rechtszaak heeft op verzoek van de politierechter een wapendeskundige van regiopolitie Gelderland-Midden, genaamd T. alle inbeslaggenomen goederen bekeken bij de divisie logistiek. Op 13 juni 1997 zijn op last van de politierechter te Arnhem de goederen door de divisie logistiek weer overgedragen aan rapporteur. Dezelfde dag heb ik, rapporteur, deze goederen teruggegeven aan klager. Klager had hierbij de nodige op- en aanmerkingen over mogelijke schade, zoals roestvorming en ontbreken van de originele verpakking, aan bedoelde goederen. Ik, rapporteur, verwijs naar het opgemaakt proces-verbaal voor wat betreft welke goederen verpakt waren aangetroffen (zie hierna onder C.3.; N.o.)".3. In zijn rapport van 1 juli 1997, waarnaar betrokken ambtenaar H. in zijn rapport van 28 augustus 1997 verwees, had H. onder meer het

volgende vermeld:"Op vrijdag 13 juni 1997 zijn, met uitzondering van een zogenaamde mini-revolver "Tipo Remington 44", diverse schietschijfkaarten en waarvan de rechter onttrekking aan het verkeer is bevolen, aan de verdachte teruggegeven. Ten tijde van de teruggave merkte C. aan de volgende goederen beschadigingen en/of ontbrekingen op:- wapen kaliber .117, nr ZRO1312 - beschadiging houtwerk - wapen Weihrauch Sportiv - kolf beschadigd en geen verpakking - wapen Norconia kaliber 4,5mm - lichte roestvorming - wapen Telly nr 45399 kaliber 4,5mm - roest aan cilinder en spanbeugel - wapen merkloos 709 kaliber 4,5mm - roestig cilinder en magazijn - wapen alarmpistool - geen verpakking - wapen Webley Hurricane - geen verpakking - wapen Sheridan benjamin EB - ontbreken van afsluitdop en verpakking - wapen Webley Tempest - blanke plek van 1mm, kras op greep en geen verpakking - wapen Sheridan Benjamin EB - geen verpakking - wapen Crosman American - roest en krassen op de loop. Met betrekking tot het wapen Norconia kaliber 4,5mm is zowel door R., hoofdagent van regiopolitie Gelderland-Zuid als door mij, ondergetekende, geen roestvorming gezien. Voornoemde goederen zijn door mij op 13 juni 1997 van de Korps landelijke politiediensten divisie logistiek, in die hoedanigheid overgenomen. Op 31 januari 1996 waren deze goederen bij C. in beslag genomen. Hierbij merk ik op dat de verpakte wapens in 'nieuwe' staat waren aangetroffen. Verwijzend naar de overzichtsfoto's gevoegd bij het proces-verbaal merk ik op dat C. niet 'netjes' van aard is. (Op kopie n van deze foto's was waar te nemen dat een groot aantal wapens en goederen zich op diverse plaatsen in verzoekers woning bevond; N.o.) Vanaf het moment van inbeslagneming tot aan de datum van teruggave hebben de goederen zowel aan het bureau te Tiel als bij de divisie logistiek in bewaring gelegen. In verband met de rechtszaak heeft in die tussentijd een wapendeskundige alle goederen nog eens bekeken en doorgenomen. Tot slot wens ik te rapporteren dat naar mijn mening met de goederen vanaf het moment van inbeslagneming tot afgifte aan de

divisie logistiek en het moment van in het weer in ontvangst nemen van de divisie logistiek tot aan de teruggave aan C. zorgvuldig met de goederen is omgegaan."D. Reactie van de beheerder van het Korps landelijke politiediensten1. De beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten, de Minister van Justitie, verwees in haar reactie van 6 juli 1998 op het verzoek van de Nationale ombudsman om inlichtingen te verstrekken, naar het ambtsbericht van de chef van het Korps Landelijke Politiediensten van 24 juni 1998, met als bijlage een ambtsbericht van het Hoofd divisie Logistiek van 23 juni 1998.2. Het ambtsbericht van het Hoofd divisie Logistiek van 23 juni 1998, waarnaar de korpschef in zijn ambtsbericht verwees, hield onder meer het volgende in:"1) Vraag: Wat het onderzoek (door de divisie Logistiek) heeft ingehouden. Antwoord: De inbeslaggenomen wapens zijn niet door personeel van de divisie Logistiek onderzocht. De divisie Logistiek heeft slechts als bewaarder van de inbeslaggenomen goederen gefunctioneerd. (...) 2) Vraag: Op welke wijze dit heeft plaatsgevonden en hoe lang dit heeft geduurd. Antwoord: Onbekend. Met regelmaat komen wapendeskundigen uit het gehele land onderzoek instellen naar een bepaald wapen waarvoor de divisie Logistiek als bewaarder optreedt. De te onderzoeken wapens en munitie worden ter beschikking gesteld aan deze deskundigen, waarop zij het onderzoek verrichten buiten aanwezigheid van het personeel van de divisie Logistiek. 3) Vraag: Op welke wijze en hoelang de goederen zijn bewaard. Antwoord: De inbeslaggenomen goederen werden op 22 augustus 1996 door personeel van de divisie Logistiek opgehaald aan het politiebureau te Tiel. De goederen werden op 13 juni 1997 weer overgedragen aan dhr. H., van de regiopolitie Gelderland-Midden, district De Waarden te Tiel. 4) Vraag: Op welke wijze soortgelijke goederen gebruikelijk worden bewaard. Antwoord: Sinds de aanwijzing als bewaarder van inbeslaggenomen wapens en munitie in 1993 heeft de divisie Logistiek te Apeldoorn de beschikking over een speciaal voor dat doel gebouwde en ingerichte opslagruimte, waarin wapens en munitie op soort en

afmeting gescheiden bewaard worden. In het gebouw wordt geforceerd geventileerd en er wordt een extreem lage luchtvochtigheidsgraad gehandhaafd, dit i.v.m. het voorkomen van corrosie aan wapens en/of munitie. Wapens en munitie worden bewaard in de verpakking waarin deze aangeleverd worden. 5) Vraag: Of de goederen op enig tijdstip zijn beschadigd tijdens het verblijf bij genoemde divisie. Antwoord: De divisie Logistiek verzorgt niet alleen de bewaring  zoals hierboven vermeld - maar verzorgt ook het ophalen en het eventuele terugbrengen bij de inbeslagnemende instantie. Voor deze transporten wordt gebruik gemaakt van speciale voertuigen en van speciale voor dit transport geconstrueerde aluminium transportkisten. Inbeslaggenomen goederen worden met de grootste zorgvuldigheid behandeld door het personeel van de divisie Logistiek. Beschadigingen aan de wapens - ontstaan bij de bewaring door de divisie Logistiek - zijn mij niet bekend geworden."E. Standpunt van betrokken ambtenaar H.1. Betrokken ambtenaar H. overhandigde op 11 augustus 1998 aan twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman onder meer een aantal kopie n van foto's van de in beslagenomen wapens in verzoekers woning. Op deze foto's waren onder meer wapens en toebehoren te zien, die verspreid in verzoekers woning, en vermoedelijk een schuur, lagen. Verder overhandigde betrokken ambtenaar H. een door hem opgemaakt en op 2 april 1996 gesloten proces-verbaal van de inbeslagname van de wapens en bijbehorende goederen in verzoekers woning. In dit proces-verbaal was onder meer vermeld dat was in beslaggenomen een mini-revolver met het opschrift: "Uniwerk Italy, Tipo, Remington 44," welk wapen een nabootsing was van een vuurwapen van het merk "Daisy". Tevens was in dit proces-verbaal vermeld dat een loop van een jachtgeweer van het merk "Remington" was inbeslaggenomen.2. Betrokken ambtenaar H. verklaarde op 11 augustus 1998 tegenover twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman onder meer het volgende:"Ik was bij de inbeslagname van de wapens aanwezig. De inbeslagname gebeurde in het kader van een onderzoek van de politie te Geldermalsen. Ik ben erbij gehaald als deskundige op het gebied van wapenwetgeving. (...) We hebben de wapens, munitie en ander toebehoren bij hem in beslag genomen. Uiteindelijk is hij toen veroordeeld. Enkele van de langere luchtdrukwapens waren ingepakt in een plastic hoes met olie en vet. We hebben ze niet uitgepakt, behalve

het exemplaar dat in Utrecht is uitgepakt voor een test. Een aantal van de langere luchtdrukwapens was niet ingepakt, hetgeen overigens ook niet gebruikelijk is. Over de teruggave van deze wapens had de heer C. geen opmerkingen. Bij hem thuis hebben we alles met betrekking tot de vuurwapens meegenomen. E n alarmpistool was nog niet ingepakt. We hebben die dus oningepakt in beslaggenomen (zie fotonr. 17) (dit betreft een kopie van een foto waarop een niet ingepakt vuurwapen is te zien; N.o.). Dit betrof het zesde door hem genoemde wapen. Het derde wapen van het lijstje had geen roestvorming, dit was de Norconia. Het eerste wapen zat in een doos, maar niet verpakt. Ik weet niet of het geheel nieuw was. Alles dat hij onder zich had, heeft hij immers weer van een ander, in ieder geval een importeur, gekocht. Beschadiging zegt me niets. Ten aanzien van de andere wapens kan ik opmerken dat ik alles heb genoteerd, en dat hij alles heeft laten zien. Ik heb toen ten aanzien van de roestplekjes gezegd dat die zo konden worden weggepoetst. Een expert kan dat echter beter beoordelen. Alleen bij het wapen Norconia is er een collega bij gehaald. Die vond dat er geen roestvorming was. Alles dat op de lijst staat, heb ik gezien. Het zevende, achtste, negende en tiende wapen van de lijst zaten (op het moment van in beslagname; N.o.) in een originele verpakking. Ze zaten ieder in een doos met schuim. Deze dozen waren zonder verbreking open te maken. De beschadigingen kunnen dus voor de inbeslagname zijn veroorzaakt. Het lijkt mij logisch dat als er kopers komen – hij is voor wapenhandel veroordeeld -, het wapen uit de doos wordt gehaald om getoond te worden. Ik heb geen idee over de waarde van de (vier niet teruggegeven; N.o.) verpakkingdozen. In mijn rapport van 1 juli 1997 bedoel ik met de nieuwe staat, dat zij voor het oog nieuw waren, ze waren niet gebuikt, niet schietklaar. Als er beschadigingen zijn, worden deze altijd genoteerd. We hebben geen schade waargenomen. We hebben er niet met onze neus bovenop gezeten. We hebben ze gezien en meegenomen. De heer C. heeft er met een loupe naar gekeken. Bij wapen acht ontbrak een afsluitdop. Het kan zijn dat die dop al ontbrak voordat de doos werd meegenomen. Van de kleine luchtdrukwapens hebben wij, van het District De Waarden, de dozen niet open gemaakt. Bij echte vuurwapens worden ook detailfoto's gemaakt. De wapens van de heer C. betroffen luchtdrukwapens. Deze waren in beslaggenomen op grond van verdenking van handel in deze wapens, en niet in relatie met gewelddelicten. Het was handig geweest als een schade-expert was komen kijken naar de wapens, toen verzoeker

een klacht indiende. Ik weet niet waarom dat in dit geval niet is gebeurd. De heer C. heeft de wapens bij ons opgehaald met een open laadbak zonder dat daarin extra bescherming aanwezig was. Eventuele krassen kunnen daardoor, en/of tijdens de opslag bij hem thuis, voorafgaand aan de indiening van zijn klacht bij de politie, zijn veroorzaakt. Wat dat betreft zou de komst van een schade-expert wellicht niet erg zinvol zijn geweest. Wij nemen de wapens in beslag en slaan ze vervolgens op in een droog (bedoeld is vocht; N.o.)vrije wapen/in beslaggenomen goederenkamer. Bij de heer C. thuis, daaronder mede verstaan de schuur, zullen deuren open hebben gestaan en dergelijke. Het wordt betwist dat de roest in deze kamers (bij de politie; N.o.) kan zijn veroorzaakt."F. Reactie van verzoekerAan verzoeker was bij aanvang van het onderzoek verzocht om de diverse beschadigingen en de hoogte van zijn schadebedrag aan te tonen. Bij toezending van de informatie van de beide korpsbeheerders en van betrokken ambtenaar H. was verzoeker nogmaals gevraagd om zijn schade aan te tonen. Verzoeker deelde bij brief, ontvangen op 15 september 1998, in reactie op de hem toegezonden informatie onder meer het volgende mee:"1e Er staan bij mij nooit wapens in de schuur zoals gesuggereerd, alleen in trapgat en slaapkamer. (...) 3e Foto 17 had wel roestvorming. (...) 5e Het 7e, 8e, 9e en 10e wapen waren wel uitgepakt. 6e De waarde van de dozen kunnen bij de leverancier worden achterhaald. 7e De dop ontbrak niet, had hij ontbroken dan had hier melding van gemaakt moeten worden bij inbeslagname. 8e Het is een grote fout dat er geen schade-expert is gekomen. 9e Ook bestrijd ik dat de wapens in plastic niet uitgepakt waren. 10e In de open laadbak lagen allemaal oude dekens voor bescherming. Bij de teruggave was ik samen met een getuige die alle beschadigingen op bijgaande staat heeft ingevuld door dhr. H. Bij het proces-verbaal van inbeslagname wordt nergens gemeld dat er schade was aan de wapens. De schade bedraagt f 2500,-".

G. Nadere reactie van betrokken ambtenaar H. Betrokken ambtenaar H. deelde op 21 en 25 september 1998 telefonisch nog onder meer mee dat waar in zijn eerdere verklaring was vermeld: "droogvrije kamers", hij had bedoeld "vochtvrije kamers". Verder waren de wapens, genoemd als het 7e tot en met het 10e wapen in verzoekers verklaring, wel in de originele verpakking in beslag genomen, maar waren deze wapens zonder de originele verpakking teruggegeven. Ten aanzien van de mini-revolver "Tipo Remington 44" deelde H. mee dat het wapen destijds was in beslag genomen en dat hij meende dat het aan verzoeker was teruggegeven. De loop van het jachtgeweer, "Remington, model 812", was destijds onttrokken verklaard aan het verkeer.H. Verklaring van getuige J.Op 23 september 1998 deelde de heer J. telefonisch mee dat hij aanwezig was geweest bij de teruggave van de wapens aan verzoeker. Hij kon niet bevestigen dat de wapens waren beschadigd. Wel kon hij bevestigen dat verzoeker een aantal wapens niet in de originele verpakking had teruggekregen.I. . Reactie van de korpsbeheerderBij brief van 11 november 1998 berichtte de korpschef aan verzoeker dat deze recht had op vergoeding van de niet teruggegeven verpakkingen. Hij verzocht verzoeker daartoe contact op te nemen met een met naam genoemde medewerker van het politiekorps voor de verdere financi le afwikkeling, om op deze wijze tot een schadebepaling te komen. De Nationale ombudsman ontving op 16 november 1998 een afschrift van deze brief.J. Reactie van verzoeker op het verslag van bevindingen. Verzoeker deelde op 7 december 1998 in reactie op het verslag van bevindingen telefonisch mee aan een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman dat hij de mini-revolver "Tipo Remington 44" inmiddels van de politie had teruggekregen.

Beoordeling

1. Verzoeker heeft er over geklaagd dat de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid op 20 januari 1998 zijn verzoek van 22 juli 1997 heeft afgewezen om vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat hij een aantal in beslaggenomen wapens beschadigd en zonder originele verpakking heeft teruggekregen. Verzoeker heeft gesteld dat zijn schade f 2.500,- betrof.

2. Verzoekers wapens zijn op 31 januari 1996 in beslaggenomen. Ambtenaar H. van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid heeft deze wapens op 13 juni 1997 aan verzoeker teruggegeven. Verzoeker heeft op het moment van teruggave aan H. laten weten welke wapens op welke wijze waren beschadigd, en welke verpakkingen ontbraken.3. Betrokken ambtenaar H. heeft hiervan een rapport opgemaakt van 1 juli 1997. In dit rapport betwistte hij, behalve ten aanzien van n wapen, de roestvorming niet. Wel betwistte H. dat de roestvorming bij de politie was ontstaan, omdat de wapens bij de politie waren bewaard in speciale wapenopslagkamers. In zijn verklaring van 11 augustus 1998 deelde H. verder mee dat hij de roestvorming zodanig minimaal had geacht, en zodanig gemakkelijk te verwijderen, dat dit wat hem betreft geen schade betrof. Bovendien had verzoeker volgens H. zijn wapens verspreid in zijn woning bewaard, zodat H. het mogelijk achtte dat eventuele roestvorming bij verzoeker thuis was ontstaan. Daarnaast liet H. weten dat hij met 'nieuwe staat' in zijn rapport van 1 juli 1997 had bedoeld dat de wapens voor het oog nieuw waren, dat wil zeggen niet schietklaar. Hij wist niet of de wapens geheel nieuw waren, omdat verzoeker deze weer van bijvoorbeeld een importeur had moeten betrekken.4. De beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid heeft in zijn brief van 20 januari 1998 de door verzoeker gestelde roestvorming betwist. De korpsbeheerder was van mening dat de partij wapens alleen door wapendeskundigen was gecontroleerd en getest, en dat zij het materiaal in verzorgde staat hadden aangetroffen en in dezelfde staat weer hadden afgeleverd.5. De beheerder van het Korps Landelijke Politiediensten, de Minister van Justitie, heeft laten weten dat de wapens bij dit Korps waren bewaard van 22 augustus 1996 tot 13 juni 1997, toen zij zijn teruggegeven aan het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, en dat personeel van het Korps Landelijke Politiediensten de wapens zelf had vervoerd, waarbij gebruik was gemaakt van speciale voertuigen en transportkisten. Verder waren deze wapens bewaard in speciaal voor dat doel gebouwde en ingerichte opslagruimten, met een extreem lage luchtvochtigheidsgraad. De Minister heeft verder laten weten dat haar geen beschadigingen aan de wapens bekend waren geworden, die zouden zijn ontstaan bij de bewaring door dit Korps.6. De getuige J. heeft niet bevestigd dat de wapens waren beschadigd.7. Verzoeker heeft, ondanks herhaalde verzoeken daartoe van de Nationale ombudsman, de hoogte van het schadebedrag, de ernst van de roestvorming dan wel van andere beschadigingen, niet aangetoond.

Daarom moet, gelet op de lezingen van de betrokkenen en mede gezien de terughoudende opstelling van de Nationale ombudsman in schadevergoedingsaangelegenheden (zie

Achtergrond

), worden geoordeeld dat de aanspraak van verzoeker op schadevergoeding niet zo evident juist is dat de korpsbeheerder niet in redelijkheid tot zijn afwijzend standpunt heeft kunnen komen. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.8. Wel is komen vast te staan dat vier verpakkingsdozen van wapens niet aan verzoeker zijn teruggegeven. In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Gelderland-Zuid (de burgemeester van Nijmegen), is niet gegrond, behalve ten aanzien van het niet teruggeven van vier verpakkingsdozen; op dit punt is de klacht gegrond. Met instemming is kennisgenomen van de mededeling van de korpschef aan verzoeker dat de waarde van de niet teruggegeven verpakkingen zal worden vergoed.

Instantie: Regiopolitie Gelderland-Zuid

Klacht:

Geen vergoeding voor wapens die verzoeker na inbeslagname beschadigd had teruggekregen.

Oordeel:

Niet gegrond