Belastingdienst stort proceskostenvergoeding ten onrechte niet op bankrekening juridisch adviseur

Rapport

Een juridisch adviseur voerde namens een klant een zaak tegen de Belastingdienst. In een bezwaarschrift vroeg hij de Belastingdienst de mogelijke proceskostenvergoeding over te maken naar zijn bankrekening. En niet naar de bankrekening van de klant. Die vraag stond ook in de verstrekte verklaring (machtiging) van de klant dat de juridisch adviseur zaken namens hem mocht doen.

De Belastingdienst maakte de proceskostenvergoeding toch over naar de bankrekening van de klant. De daarover bij hem ingediende klacht vond de Belastingdienst gegrond. Er was slordig omgegaan met de vraag van de juridisch adviseur. Maar de Belastingdienst wilde de proceskostenvergoeding niet opnieuw uitbetalen. Door te betalen aan de klant was de schuld volgens de Belastingdienst voldaan.

De Nationale ombudsman stelde een onderzoek in. Volgens het Ministerie van Financiën kon de Belastingdienst de proceskostenvergoeding naar keuze uitbetalen aan de klant of de adviseur. Met de betaling aan de klant, had de Belastingdienst "bevrijdend betaald" (dat wil zeggen: de schuld voldaan). De juridisch adviseur moest het geld maar opvragen bij zijn klant. Ook merkte het ministerie op dat de ingestuurde machtiging niet juist was. Het was een machtiging voor UWV-zaken en niet voor belastingzaken.

De Nationale ombudsman stelde vast dat de vraag van de juridisch adviseur over de uitbetaling van het geld bij de Belastingdienst bekend was. Die vraag stond in een bezwaarschrift en in de machtiging. De Belastingdienst erkende dat ook.

De Nationale ombudsman vond het in strijd met het beginsel van goede organisatie, dat de Belastingdienst slordig was omgegaan met de vraag van de adviseur.

De Belastingdienst had het geld dan ook naar de rekening van de adviseur moeten overmaken. De omstandigheid dat een keuze kan worden gemaakt aan wie te betalen maakt dan in dit geval hoe dan ook niet anders. Dat geldt ook voor het gestelde tekort in de machtiging. Van belang is ook dat de juridisch adviseur duidelijk heeft gemaakt dat de klant het geld niet naar hem zou/kon doorbetalen. De klant "stond rood" op de bank en het geld was weg. De proceskostenvergoeding was de enige beloning die hij zou krijgen voor zijn werkzaamheden voor de klant.
De Nationale ombudsman vond de klacht gegrond. De Nationale ombudsman deed de Belastingdienst de aanbeveling de proceskostenvergoeding nog een keer uit te betalen op de rekening van de juridisch adviseur.

Instantie:

Klacht:

Meneer heeft een sociaal juridisch advieskantoor. Hij klaagt er over dat de Belastingdienst de vergoeding voor het voeren van een rechtszaak niet aan hem heeft overgemaakt. Maar in plaats daarvan heeft betaald aan de klant waarvoor hij de procedure voerde. Meneer had telefonisch met de Belastingdienst afgesproken, dat de vergoeding rechtstreeks naar hem zou gaan. De Belastingdienst geeft toe een fout te hebben gemaakt bij het uitbetalen van de vergoeding. Maar weigert de vergoeding nog een keer uit te betalen op het bankrekeningnummer van meneer. 

Oordeel:

Gegrond