2020/043 De aanhouding van een minderjarige jongen door de politie is te zwaar en wordt te laat overgedragen aan het OM

Rapport

Verzoekster klaagt over de wijze waarop de politie met haar zoon is omgegaan. Haar zoon en een vriend zouden seksueel getinte WhatsApp-berichten hebben gestuurd aan een 15-jarig meisje. Ook zouden de jongens het meisje hebben bedreigd. Het meisje heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie. De politie heeft contact met de jongen en met zijn moeder (verzoekster) over het gedrag van de jongen. Uiteindelijk wordt de jongen, 17 jaar oud, om zes uur in de ochtend door de politie van zijn bed gelicht en aangehouden.

Verzoekster klaagt over het buiten heterdaad aanhouden van haar zoon. Verder klaagt zij erover dat de politiechef de klacht over de aanhouding, in afwijking van het advies van de klachtencommissie, ongegrond heeft verklaard. Ook klaagt verzoekster erover dat de politie de zaak pas twee jaar na het voorval heeft overgedragen aan het Openbaar Ministerie (OM).
Deze klachten vormen de basis van het onderzoek door de Nationale ombudsman. Omdat de jongen op het moment van de aanhouding minderjarig was, is ook de Kinderombudsman bij dit onderzoek betrokken.

De politie stelt zich op het standpunt dat de aanhouding buiten heterdaad was toegestaan. Hiervoor gaf de politie gedurende de klachtenprocedure verschillende redenen. En omdat de aanhouding was toegestaan, besloot de politiechef op dit punt af te wijken van het advies van de klachtencommissie.

Oordeel
De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman overwegen dat de argumenten die de politie geeft voor de aanhouding buiten heterdaad niet consistent zijn. Bovendien overtuigen deze argumenten niet. Zo stelt de politie dat verzoekster en haar zoon meerdere keren de gelegenheid hebben gekregen om het gedrag van de zoon te (doen) stoppen. Tijdens het onderzoek blijkt dat niet al die gelegenheden hebben plaatsgevonden. De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman concluderen dat de politie voor een minder zwaar middel dan aanhouding buiten heterdaad had kunnen kiezen. Door te kiezen voor een aanhouding buiten heterdaad heeft de politie het vereiste van evenredigheid geschonden. Ook is de gedraging in strijd met het Kinderrechtenverdrag, in het bijzonder de artikelen 3, 37 en 40.

Verder overweegt de Nationale ombudsman dat de politiechef op grond van de wet verplicht is te motiveren waarom hij afwijkt van het advies van de klachtencommissie. Dat is niet gebeurd. Daarmee heeft de politie het vereiste van een goede motivering geschonden.

Tot slot overwegen de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman dat het te lang heeft geduurd voordat de politie de zaak heeft overgedragen aan het OM. De politie heeft hiermee het vereiste van voortvarendheid en het Kinderrechtenverdrag, in het bijzonder de artikelen 3, 37 en 40, geschonden.