2010/359: Agrarisch ondernemer klaagt over uitblijven reactie op brief aan Ministerie van LNV

Rapport

Verzoeker is agrarisch ondernemer. Verzoeker wil zijn bedrijven voeren zonder kunstmest en krachtvoer, omdat dit bevorderlijk is voor de bodemgezondheid en het herstel van het biologisch evenwicht en daarom ook goed is voor dier en mens. Verzoeker heeft zijn bedrijfsvoering hierop aangepast. Verzoeker heeft hierover tot 2007 meerdere malen gecorrespondeerd met LNV. Op 5 december 2009 stuurde verzoeker opnieuw een brief aan LNV. Verzoeker klaagt erover dat het Ministerie van LNV niet heeft gereageerd op deze brief. Verzoeker meent dat de antwoorden op zijn vragen noodzakelijk zijn om zijn bedrijf goed te kunnen uitoefenen. Bovendien stelt hij dat hij nieuwe en/of andere vragen heeft gesteld in zijn brief van 5 december 2009 dan eerder in 2005 en 2006. LNV is daarentegen van mening dat de brief van 5 december 2009 een herhaling van eerdere correspondentie. Daarbij had LNV in 2007 aan verzoeker laten weten correspondentie op dit punt als afgerond te beschouwen en meent derhalve dat de brief terecht niet is beantwoord.

Een bestuursorgaan dient een brief in beginsel inhoudelijk te behandelen. De Nationale ombudsman heeft er begrip voor dat een overheidsinstantie burgers in bijzondere gevallen laat weten dat hun brieven in de toekomst niet meer zullen worden beantwoord. Het is echter steeds afhankelijk van de inhoud van de ontvangen brief. Dat LNV niet inhoudelijk gereageerd heeft op de brief van verzoeker van 5 december 2009 acht de Nationale ombudsman acceptabel. Verzoeker is gewezen op het feit dat LNV de correspondentie over dit onderwerp als afgerond beschouwt. De brief van 5 december 2009 bevat volgens de Nationale ombudsman geen nieuwe elementen die beantwoording behoeven. Immers, de kernboodschap van verzoeker is niet veranderd ten opzichte van zijn eerdere correspondentie. Verzoeker vraagt wederom naar de (huidige) visie van LNV en de stand van zaken met betrekking tot bepaalde wetgeving, beleid en beleidskeuzes en uit daarbij zijn ongenoegen hierover, omdat hij zijn bedrijf op een bepaalde wijze wil voeren. Aan verzoeker is door LNV in eerdere correspondentie en gesprekken al aangegeven dat hij binnen de grenzen van de wet zijn bedrijf mag voeren zoals hij wenst. Ook is verzoeker gewezen op de vindplaats van wet- en regelgeving en beleid omtrent het gevraagde onderwerp. Daarbij is het naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet de taak van LNV om vervolgens aan verzoeker uit te leggen hoe hij binnen de grenzen van de wet en het beleid van LNV zijn bedrijf kan uitvoeren. LNV heeft hem in eerdere correspondentie terecht erop gewezen dat het aan de ondernemer is, eventueel tezamen met zijn adviseurs, om zijn bedrijfsopzet door te rekenen en te toetsen aan de wet. Dat er geen inhoudelijke reactie op de brief van 5 december 2009 is gegeven, is dus behoorlijk en niet in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. Daarbij wil de Nationale ombudsman wel een kanttekening plaatsen dat LNV niet had kunnen volstaan door de brief van verzoeker voor kennisgeving aan te nemen zonder bericht aan verzoeker hierover, nu LNV niet eerder had bericht aan verzoeker dat toekomstige correspondentie over dit onderwerp ter kennisname zou worden aangenomen.

Instantie: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Klacht:

Niet gereageerd op verzoekers brief van 5 december 2009.

Oordeel:

Niet gegrond