2007/198

Rapport

Verzoekster, werkzaam bij het AMC, diende een klacht in wegens seksuele intimidatie door een collega (de heer X). Haar klachtbrief, inclusief persoonlijke contactgegevens, stuurde de secretaris van de adviescommissie naar de heer X. Haar klacht over seksuele intimidatie achtte de Raad van Bestuur gegrond. Nu de heer X op eigen verzoek ontslag was verleend, had het volgens de Raad van Bestuur geen zin disciplinaire maatregelen tegen de heer X te treffen. De heer X bleek achteraf echter nooit ontslag te hebben genomen.

Verzoekster klaagde bij de Nationale ombudsman over verschillende aspecten van de klachtbehandeling door de Raad van Bestuur, namelijk non-respons, informatieverwerving, niet nakomen van een toezegging en behandelingsduur. De klachtonderdelen werden allen gegrond verklaard, respectievelijk wegens schending van het vereiste van voortvarendheid, het redelijkheidsvereiste, het vereiste van rechtszekerheid en het vereiste van voortvarendheid.

De Raad van Bestuur werd in overweging gegeven om:

in de huidige en/of nieuwe klachtenregeling de mogelijkheid op te nemen om (persoonlijke) contactgegevens, die in een klaagschrift en eventuele meegestuurde stukken waren vermeld, niet door te sturen naar degene die werd beschuldigd van seksuele intimidatie;

indien een medewerker zich schuldig had gemaakt aan sexuele intimidatie en een bepaalde sanctie of maatregel passend werd geacht, deze sanctie of maatregel, ongeacht een eventueel verleend ontslag dat geheel losstaat van deze sanctie of maatregel, ook daadwerkelijk te laten uitvoeren en;

de toezegging om een goede voorlichting te bevorderen over de wijze waarop met grensoverschrijdend gedrag tussen personeelsleden onderling zou moeten worden omgegaan alsnog op concrete wijze vorm te geven.

De Nationale ombudsman heeft voorts met instemming kennisgenomen van de concept- klachtenregeling waarin de afdoeningstermijnen in overeenstemming zijn gebracht met titel 9.1 van de Awb.

Instantie: Academisch Medisch Centrum Amsterdam

Klacht:

Niet inhoudelijk gereageerd op (klacht)brief inzake handelwijze van secretaris van de Adviescommissie Seksuele Intimidatie; aanvankelijk berisping achterwege gelaten in veronderstelling dat met naam genoemde medewerker niet meer werkzaam was bij AMC; niet bevorderd om binnen organisatie goede voorlichting te geven over wijze waarop met grensoverschrijdend gedrag van personeelsleden moet worden omgegaan; klacht van 24 oktober 2005 pas op 3 april 2006 afgehandeld .

Oordeel:

Gegrond