2006/329

Rapport

Dossiernummer: 2005.03750

Samenvatting

In de zaak die aanleiding gaf tot rapport 2006/*** speelde het volgende. Verzoekster is in haar geboorteland opgeleid tot tandarts en zou graag ook in Nederland als tandarts werkzaam willen zijn. Zij dient daartoe echter te worden opgenomen in het BIG-register. Opname in dit register volgt alleen na een positieve beslissing daartoe door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De minister weigert inschrijving indien de aanvrager niet voldoet aan de opleidingseisen. Inschrijving in het BIG-register is eventueel wel mogelijk indien aan de aanvrager een positieve verklaring van vakbekwaamheid is afgegeven. Bij de behandeling van een aanvraag om ene verklaring van vakbekwaamheid kan de minister advies vragen aan onder meer de Commissie Buitenslands Gediplomeerden Volksgezondheid (CBGV). De CBGV handelt overeenkomstig de “Richtlijn compensatie buitenslands gediplomeerde tandartsen”. De minister oordeelde dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor inschrijving in het BIG-register en baseerde zijn oordeel deels op het advies van de CBGV. Verzoekster kwam tot de ontdekking dat er meerdere teksten van de Richtlijn in omloop waren, en was van mening dat haar aanvraag was getoetst aan de minst gunstige versie. Naar aanleiding van deze ontdekking verzocht zij de CBGV om tekst en uitleg, onder meer over de oorsprong van de verschillende versies. Bij brief van 13 oktober 2004 antwoordde de secretaris van de CBGV en gaf een uitleg over het ontstaan van de verschillende versies. Verzoekster nam met deze uitleg geen genoegen en richtte zich vervolgens met eenzelfde verzoek tot de minister. De minister antwoordde door te verwijzen naar de brief van de secretaris van de CBGV van 13 oktober 2004.

Verzoekster klaagt erover dat de minister niet inhoudelijk reageerde op haar brief, maar slechts verwees naar de brief van 13 oktober 2004.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de minister kon volstaan met deze verwijzing, ondanks dat verzoekster zich kennelijk niet kon vinden in de uitleg van 13 oktober 2004. De Nationale ombudsman achtte het daarbij van belang dat ten tijde van de correspondentie de toepassing van (versies van) de Richtlijn ook aan de orde was in de beroepsprocedure die verzoekster bij de rechtbank had aangespannen tegen de afwijzende beschikking op haar bezwaarschrift. Daar waar een verschil van opvatting bleef bestaan tussen verzoekster en de minister, lag het, gegeven de aanhangige procedure, niet in de rede dat de minister nog verdere pogingen zou doen verzoekster alsnog naar tevredenheid te informeren.

Gelet op het voorgaande handelde de minister overeenkomstig het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging in zoverre “behoorlijk”.

Overige klachtonderdelen:

- niet reageren op een klacht

Instantie: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Onvoldoende toelichting gegeven over richtlijn.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Niet gereageerd op kritiek over informatieverstrekking aan NUFFIC.

Oordeel:

Gegrond