2006/113

Rapport

Verzoeker en zijn echtgenote, van Nederlandse nationaliteit, van Pakistaanse afkomst, kregen in augustus 2003 een zoon in Pakistan. Om hun kind mee te kunnen nemen naar Nederland, vroeg verzoeker een paspoort voor het kind aan bij de Nederlandse ambassade in Islamabad, Pakistan. Om een paspoort te kunnen krijgen was een gelegaliseerde en geverifieerde geboorteakte nodig. Om de geboorteakte te laten legaliseren was de geverifieerde en gelegaliseerde huwelijksakte van verzoeker nodig.

Op 20 oktober 2004 kon verzoeker als een van de eersten gebruik maken van de regeling voor personen van niet-Nederlandse nationaliteit om een legalisatie-aanvraag in te dienen.

Vervolgens werd het kind ziek. In december en januari drong verzoeker aan op een spoedige behandeling. Hij gaf aan dat sprake was van een noodgeval. Op 27 februari 2004 werd het paspoort uitgereikt.

Verzoeker klaagt over de lange duur van de behandeling van de legalisatie- en de paspoortaanvraag, gelet op zijn verzoeken om een spoedige behandeling.

De Nationale ombudsman overweegt dat de ambassade pas bijna twee maanden na ontvangst van het verificatierapport aan verzoeker heeft bericht dat dit was ontvangen, en daarbij met geen woord heeft gerept over het verzoek om voorrang. Ook verzocht de ambassade in die brief om de originele gelegaliseerde huwelijksakte. Volgens verzoeker had hij die al ingeleverd. De Nationale ombudsman achtte het onjuist dat de ambassade niet kon aangeven of verzoeker de originele gelegaliseerde huwelijksakte had ingeleverd. Verder overwoog de Nationale ombudsman dat de omstandigheid dat de legalisatieprocedure in Pakistan langer kon duren dan gebruikelijk, door de omstandigheden waarin de ambassade door de sluiting in 2002 verkeerde, niet wegnam dat de ambassade oog had moeten hebben voor het belang van verzoeker bij een spoedige afhandeling van de legalisatie- en van de paspoortaanvraag.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat in strijd is gehandeld met het vereiste van voortvarendheid.

Overige klachtonderdelen:

informatieverstrekking. Klacht gegrond.

vergoeding van gemaakte kosten. Klacht niet gegrond.

Instantie: Minister van Buitenlandse Zaken

Klacht:

In klachtafhandelingsbrief niet ingegaan op verzoekers verzoek om vergoeding van de gemaakte kosten.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Nederlandse ambassade te Islamabad (Pakistan)

Klacht:

Lange behandelingsduur verzoekers aanvraag om paspoort voor zijn in Islamabad geboren zoon en van de daaraan voorafgaande aanvraag van legalisatie en verificatie van diens geboorteakte en van verzoekers huwelijksakte; verzoeker niet volledig geïnformeerd over de behandelingstermijn van zijn aanvraag.

Oordeel:

Gegrond