2006/032

Rapport

Aan Y BV werden naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen en omzetbelasting opgelegd over de periode 1993 tot en met 2000 ten bedrage van circa € 15 miljoen. De Belastingdienst stelde in de periode 2000/2001 circa 270 bedrijven (inleners van personeel) aansprakelijk voor het niet betaalde deel van de aan Y BV opgelegde naheffingsaanslagen (exclusief boete). Verzoekster behartigde de belangen van 190 bij haar aangesloten bedrijven. De werkzaamheden van verzoekster leidden uiteindelijk tot een tussen verzoekster, c.q. de bij haar aangesloten bedrijven, en de Belastingdienst gesloten fiscaal compromis.

Verzoekster klaagde erover dat de Belastingdienst het bovenbedoelde compromis, ondanks hetgeen hierover besproken was, had toegepast op alle bedrijven die aansprakelijk waren gesteld, dus ook op diegene die niet bij verzoekster waren aangesloten. Volgens verzoekster was bij het overleg de zogenaamde free-rider'-problematiek aan de orde geweest, en was in relatie daarmee onderwerp van overleg geweest een exclusief compromis voor verzoekster c.q de bij haar aangesloten bedrijven.

De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat verzoekster bij de contacten met de Belastingdienst voorafgaande aan het sluiten van het compromis de insteek had dat het compromis exclusief zou gelden voor de bij haar aangesloten inleners, en dat verzoekster bij het tot stand komen van het compromis ook de perceptie had gehad dat dit compromis feitelijk alleen zou gelden voor haar inleners. Echter, daar stond tegenover dat de Belastingdienst onder redengeving had aangegeven dat bij hem niet de bedoeling had bestaan om het compromis exclusief voor de bij verzoekster aangesloten inleners te laten gelden. De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst terecht aanvoerde dat het niet aangaat om inleners die om hun moverende redenen ervoor gekozen hadden hun belangen niet door verzoekster te laten behartigen, fiscaal op een andere wijze te behandelen dan wel bij verzoekster aangesloten inleners. Alles overwegende oordeelde de Nationale ombudsman dat de Belastingdienst niet onjuist had gehandeld door het met verzoekster gesloten compromis ook aan te bieden aan de niet bij verzoekster aangesloten inleners. Volgens de Nationale ombudsman kon verzoekster aan de handelwijze van de Belastingdienst niet de gerechtvaardige verwachting ontlenen dat de Belastingdienst dit laatste niet zou doen.

Vereiste van rechtszekerheid

Instantie: Belastingdienst/Haaglanden

Klacht:

Compromis dat met verzoekster was afgesloten toegepast op alle ondernemers die aansprakelijk zijn gesteld voor loon- en omzetbelastingschulden.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Belastingdienst/Haaglanden

Klacht:

In brieven onvoldoende ingegaan op argumenten van verzoekster die zij gebruikte om aan te tonen dat gesproken is over een compromis dat alleen voor haar contribuanten zou gelden.

Oordeel:

Gegrond