2002/237

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat het Benelux visumkantoor te Rabat (Marokko) zijn vriendin op 3 juli 2000 niet in de gelegenheid heeft gesteld een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in te dienen en enkele documenten ter legalisatie aan te bieden. Zij diende haar naam en adres achter te laten, en kreeg ruim twee weken later een schriftelijk uitnodiging om op 24 oktober 2000 te verschijnen.

Beoordeling

A. Algemeen

1. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Nationale ombudsman in het kader van het onderzoek naar de onderhavige klacht geïnformeerd over de problemen waarvoor het Beneluxvisumkantoor (BVK) te Rabat (Marokko) zich zag gesteld door het grote aantal visumaanvragen, zowel voor kort verblijf als voor een verblijf van meer dan drie maanden.

Ook door het toenemende aantal klachten, waaronder die van verzoekster, over de behandeling van visumaanvragen door het BVK te Rabat raakte de Nationale ombudsman geïnformeerd over de inmiddels gerezen problemen.

Er manifesteerde zich elke dag een lange rij wachtenden voor de toegangsdeur, potentiële aanvragers moesten onverrichterzake terugkeren en buitenstaanders boden hun diensten aan met het oog op eigen gewin. Om beschikbare tijd en personeel zo efficiënt mogelijk in te zetten is het Beneluxvisumkantoor in januari 2000 begonnen met een afsprakensysteem. Opgedane ervaringen met het systeem hebben geleid tot wijzigingen.

2. Volgens het afsprakensysteem dat sinds mei 2001 van kracht is, worden potentiële visumaanvragers twee keer per week in de gelegenheid gesteld om een aanvraagformulier en een informatiefolder met richtlijnen op te halen bij het BVK. Daarnaast kunnen de aanvraagformulieren op verzoek worden toegestuurd.

De beslistermijn conform artikel 4:13 van de Awb (zie Achtergrond) vangt aan na ontvangst van de schriftelijke aanvraag.

Voordat een aanvrager wordt uitgenodigd voor een interview, wordt nagegaan of de aanvraag volledig en voorzien van de vereiste documenten is ingediend en wordt, zo nodig, aangegeven wat ontbreekt en binnen welke termijn dit verzuim kan worden hersteld.

Als de aanvrager conform artikel 4:5 (zie Achtergrond) in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag aan te vullen, wordt de beslistermijn opgeschort tot de datum waarop de aanvraag is aangevuld of de termijn van verzuimherstel is verstreken (artikel 4:15; zie Achtergrond). Op dat moment wordt nagegaan of de aanvraag volledig is ingediend en begint de beslistermijn verder te lopen.

In het geval er dan nog steeds sprake is van een onvolledige aanvraag wordt de aanvraag binnen vier weken buiten behandeling gesteld. In de beslissing wordt de bezwaarclausule opgenomen.

De aanvrager kan nogmaals een termijn voor verzuimherstel worden gegeven respectievelijk als hij niet verschijnt op het afgesproken tijdstip, de originele documenten niet kunnen worden getoond of het visumtarief nog niet is betaald. Ook in die gevallen wordt de beslistermijn opgeschort voor de tijd die is gegund om het verzuim te herstellen.

Als de aanvraag volledig is ingediend, wordt de aanvrager uitgenodigd voor een interview en wordt, indien nodig, tevens conform artikel 4:14, derde lid, van de Awb (Zie Achtergrond) meegedeeld dat de beslistermijn wordt verlengd.

Vervolgens wordt de aanvraag doorgestuurd naar de Visadienst, die beslist op de aanvraag en het BVK in kennis stelt van de beslissing. De aanvrager ontvangt vervolgens een oproep van het BVK en wordt in het bezit gesteld van het visum of de afwijzende beslissing op de aanvraag.

3. De Nationale ombudsman heeft dan ook met instemming kennisgenomen van de inspanningen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het BVK te Rabat om de visumprocedures te verbeteren, en in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.

B. Met betrekking tot de klacht

1. Ruim drie maanden nadat verzoekster zich op 3 juli 2000 had gemeld bij het Beneluxvisumkantoor te Rabat om een aanvraag in te dienen om haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen met als doel verblijf bij haar partner in Nederland, werd zij in de gelegenheid gesteld deze aanvraag daadwerkelijk in te dienen.

Gebleken is dat de wachttijd tussen het moment waarop een aanvrager zich meldde bij het BVK en het moment waarop de aanvraag daadwerkelijk kon worden ingediend, weken tot maanden kon bedragen in de periode voordat in mei 2001 het onder A. omschreven afsprakensysteem werd ingevoerd In het onderhavige geval bedroeg deze wachttijd drie maanden. Deze periode is veel te lang, te meer gelet op het doel van de aanvraag (verblijf bij partner in Nederland). Daarbij is mede in aanmerking genomen dat pas op dat moment werd nagegaan of de aanvraag ook daadwerkelijk in behandeling kon worden genomen en met name was voorzien van alle vereiste documenten.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Beneluxvisumkantoor, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, is gegrond.

Onderzoek

Op 2 augustus 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Jubbega, met een klacht over een gedraging van het Beneluxvisumkantoor.

De klacht is op 7 augustus 2000 voorgelegd aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de vraag of in deze zaak een oplossing in het vooruitzicht kon worden gesteld. Het Ministerie liet op 15 augustus 2000 weten dat het Beneluxvisumkantoor in Rabat te maken had met grote werkdruk. In verband daarmee was een afsprakensysteem in het leven geroepen, waarbij een wachttijd van vier maanden niet ongebruikelijk was. Omdat in deze zaak geen oplossing op korte termijn voor handen was, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Buitenlandse Zaken, een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik in die zin dat hij de tussenkomst van de Nationale ombudsman vroeg bij de verdere afhandeling van de aanvraag. De resultaten van de bemoeienis van de Nationale ombudsman bij de afhandeling van de mvv-aanvraag zijn opgenomen in de bevindingen.

Tevens werd de Minister van Buitenlandse Zaken een aantal specifieke vragen gesteld met betrekking tot het afsprakensysteem.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De Minister van Buitenlandse Zaken deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekers partner, van Marokkaanse nationaliteit, meldde zich op 3 juli 2000 bij het Beneluxvisumkantoor te Rabat (Marokko) om een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in te dienen. Zij werd die dag niet in de gelegenheid gesteld om de aanvraag in te dienen. Zij werd verzocht haar naam en adres achter te laten.

2. Verzoekers partner ontving medio juli 2000 een schriftelijke uitnodiging van het Beneluxvisumkantoor om zich op 24 oktober 2000 te melden teneinde de aanvraag in te dienen.

3. Op 12 december 2000 liet verzoeker weten dat de vreemdelingendienst van zijn woonplaats had meegedeeld dat het uitbrengen van het advies ten behoeve van de mvv-aanvraag van zijn partner nog drie maanden op zich kon laten wachten. Navraag door de Nationale ombudsman bij de vreemdelingendienst heeft ertoe geleid dat het advies eind januari 2001 is doorgezonden naar de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie (IND). De Visadienst heeft het Beneluxvisumkantoor op 1 februari 2001 bericht dat er geen bezwaar bestond tegen de afgifte van de mvv aan verzoekers partner.

De mvv is vervolgens op 8 maart 2001 afgegeven aan de betrokkene.

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt Minister van Buitenlandse Zaken

1. De Minister van Buitenlandse Zaken deelde de Nationale ombudsman bij brief van 18 december 2000 het volgende mee in reactie op de klacht:

“In het dossier van (verzoekers vriendin; N.o.) bij het Benelux Visumkantoor te Rabat is geen aantekening gemaakt van haar eerste bezoek op 3 juli 2000. Uit het dossier blijkt wel dat zij op 14 juli 2000 is geregistreerd in het afsprakensysteem van het Visumkantoor. Op die dag is zij ook verschenen en is zij uitgenodigd voor een interview op 24 oktober 2000, teneinde haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) in te dienen.

Uit de brief van (verzoeker; N.o.) van 31 juli 2000 blijkt dat (verzoekers vriendin; N.o.) uit eigener beweging is afgereisd naar Marokko, en dat zij zich aldaar op 3 juli 2000 zonder afspraak heeft gemeld bij het Visumkantoor, voor het indienen van haar aanvraag voor een MVV. Gelet op het bestaande afsprakensysteem en de grote werkdruk bij het Visumkantoor te Rabat acht ik het geenszins onredelijk dat (verzoekers vriendin; N.o.) op 3 juli niet in gelegenheid is gesteld haar aanvraag in te dienen. Zoals ik reeds in mijn brief van 15 augustus 2000 aan u geschreven heb, had het op de weg van (verzoekers vriendin; N.o.) gelegen om zich reeds voor haar vertrek naar Marokko op de hoogte te stellen van de aanvraagprocedure en de te verwachten behandelingsduur bij het Visumkantoor te Rabat. Gelet op het vorenstaande ben ik van mening dat de klacht van (verzoeker; N.o) niet gegrond is.

Voorts kan ik u meedelen dat (verzoekers vriendin; N.o.) op 24 oktober 2000 haar aanvraag voor een MVV bij het Visumkantoor te Rabat heeft ingediend. Deze aanvraag is voor het noodzakelijke advies doorgezonden naar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in Nederland. Aan (verzoekers vriendin; N.o.) is meegedeeld dat de procedure in Nederland ongeveer drie maanden in beslag zal nemen.”

2. Bij brief van 29 januari 2001 verzocht de Nationale ombudsman de Minister van Buitenlandse Zaken om nadere informatie:

“In het telefoongesprek van 7 november 2000 tussen uw medewerker (…) en (…), medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, deelde (uw medewerker; N.o.) mee dat in de maand november een bespreking zou plaatsvinden tussen de Nederlandse ambassadeur in Marokko en medewerkers van het Ministerie. Doel van dat gesprek was het zoeken van een definitieve oplossing voor de problemen zoals die bij de ambassade in Rabat waren gerezen, onder meer op het punt van de mogelijkheid tot indiening van mvv-aanvragen als die van verzoekster. (Uw medewerker; N.o.) vroeg in dat verband om uitstel voor de beantwoording van de brief van de Nationale ombudsman van 31augustus 2000, zodat in de reactie aan de Nationale ombudsman zou kunnen worden aangegeven welke oplossing was bereikt. Na intern overleg heeft (de medewerker van het Bureau Nationale ombudsman; N.o.) meegedeeld dat met uitstel akkoord werd gegaan. Hij deed daarbij het verzoek om de reactie aan de Nationale ombudsman niet te beperken tot een weergave van de gevonden oplossing, maar ook aan te geven welke problemen bij de ambassade aanleiding waren geweest tot het instellen van het door u beschreven afsprakensysteem. (Uw medewerker; N.o.) heeft dat toegezegd.

Inmiddels heeft, door het enkele tijdsverloop, het probleem van verzoekster zich opgelost in zoverre dat de oorspronkelijk aangekondigde mogelijkheid tot indienen van de aanvraag op 24 oktober 2000 heeft plaatsgehad.

Uw brief van 18 december 2000 bevat niet de toegezegde informatie, ik verzoek u daarom alsnog nadere informatie te verstrekken over de achtergronden van het door de ambassade te Rabat gehanteerde afsprakensysteem, met name ook tegen de achtergrond van de voor het indienen van mvv-aanvragen geldende regels.”

3. Daarop deelde de Minister van Buitenlandse Zaken bij brief van 27 februari 2001 het volgende mee:

“Het Benelux Visumkantoor (BVK) te Rabat heeft m.i.v. 1 januari 2000 een afsprakensysteem ingevoerd. De reden voor het invoeren van dit afsprakensysteem was vooral gelegen in de onthoudbare toestanden voor de ingang van het BVK. Elke dag vormde zich daar lange rijen aanvragers, veel meer dan door het BVK op een dag kon worden verwerkt. Een van de gevolgen hiervan was dat veel aanvragers weer heengezonden moesten worden zonder dat zij in de gelegenheid waren geweest om hun aanvraag in te dienen. Bovendien gaf e.e.a. regelmatig aanleiding tot opstootjes voor de ingang van het BVK, waarbij vaak buitenstaanders waren betrokken die met het oog op eigen gewin gebruik wilden maken van de onoverzichtelijke situatie. Zoals hierboven reeds aangegeven is vorenstaande uiteindelijk aanleiding geweest om een afsprakensysteem in te voeren. Voorafgaande aan de invoering van het afsprakensysteem is daarover zowel in Marokko als in Nederland uitvoerig informatie verstrekt. Dankzij dit systeem kan het BVK het aantal aanvragen, en alle overige handelingen die gemoeid zijn bij het afhandelen van een visum- of mvv-aanvraag veel beter reguleren. Op deze wijze kan er tevens efficiënter gebruik worden gemaakt van het beschikbare personeel.

In grote lijnen ziet het afsprakensysteem (zowel voor visum- als voor mvv-aanvragen) er als volgt uit:

De aanvrager dient het BVK schriftelijk te informeren dat hij een afspraak wil maken. Het BVK registreert dit verzoek en stuurt de aanvrager een zgn. afsprakenbrief met daarin vermeld een datum en een nummer. Naast een afsprakenbrief ontvangt de aanvrager ook een aanvraagformulier en een lijst met te overleggen documenten. In beginsel zijn de ochtenduren gereserveerd voor personen die in het bezit zijn van een akkoordverlening van de Visadienst/IND. Indien blijkt dat een aanvrager niet in bezit is van alle noodzakelijke documenten, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Aan de desbetreffende persoon wordt kenbaar gemaakt welk document of documenten nog ontbreken, en hij dient dan opnieuw een schriftelijke afspraak te maken met het BVK.

Het hiervoor beschreven afsprakensysteem kan alleen werken indien aanvragers de instructies volgen, zoals deze kenbaar gemaakt zijn door het BVK. Slechts in spoedgevallen kan van het afsprakensysteem worden afgeweken. In het geval van de klacht van (verzoeker; N.o) was daarvan echter geen sprake, hetgeen ik reeds in mijn brief van 18 december 2000 aan u heb verwoord.”

D. Nadere reactie Minister van Buitenlandse Zaken

1. Bij brief van 15 juni 2001 heeft de Nationale ombudsman de Minister van Buitenlandse Zaken een aantal vragen voorgelegd over het verloop van de procedure ter verkrijging van een mvv of een visum kort verblijf bij het Beneluxvisumkantoor te Rabat.

2. De Minister van Buitenlandse Zaken deelde bij brief van 17 augustus 2001 in antwoord op de gestelde vragen het volgende mee.

“De door u in uw bovengenoemde brief gestelde vragen heb ik voorgelegd aan het Benelux Visumkantoor te Rabat (BVK). Op grond van de aldus verkregen informatie kan ik u als volgt antwoorden:

1. Wanneer is de machtiging tot voorlopig verblijf aan (verzoekers vriendin; N.o.) afgegeven?

De machtiging tot voorlopig verblijf (MW) is op 8 maart 2001 aan (verzoekers vriendin; N.o.) afgegeven.

2. Hoeveel tijd verstrijkt er tussen het verzoek om een afspraak, het verzenden van de uitnodiging en de daadwerkelijke afspraak?

Op 1 januari 2000 is het BVK begonnen met een zgn. afsprakensysteem, aangezien de situatie voor het BVK m.n. door het optreden van een groot aantal malafide personen die hun diensten ter bemiddeling aanboden, onhoudbaar was geworden. Op grond van de daarbij opgedane ervaringen heeft het afsprakensysteem in de loop van 2000 een aantal wijzigingen ondergaan. De volgende perioden zijn daarbij te onderscheiden:

Periode 1, van januari 2000 tot en met augustus 2000: Na ontvangst van het positieve advies uit Nederland, volgde er binnen twee weken een uitnodiging aan de aanvrager. De tijd tussen de uitnodiging en de daadwerkelijke afspraak werd mede bepaald door de snelheid waarmee de aanvrager op de uitnodiging reageerde. Veelal gebeurde dit binnen 3 weken. Nadat de aanvrager zich met de uitnodiging had gemeld bij het BVK, volgde verlening van de MVV binnen 48 uur.

Periode 2, van september 2000 tot en met 13 november 2000: Om de stroom aanvragers beter te kunnen reguleren, werden er geen uitnodigingen meer verzonden, Er was namelijk sprake van een explosieve groei in MW-aanvragen en besloten werd te wachten tot de aanvragers zichzelf aanmelden bij het BVK. Hierdoor liep de tijd op die verstreek tussen het moment dat het positieve advies door de ambassade werd ontvangen en de datum van de afspraak. Die termijn is dan zes à acht weken. Echter, de vrije toegang van MVV-aanvragers leidde niet alleen tot problemen bij fysieke toelating tot het BVK, maar ook bij de verwerking van de aanvraag aan de balie.

Periode 3. van 13 november 2000 tot en met februari 2001: Op aanwijzing van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voert het BVK een inhaalslag uit, waardoor de tijd tussen de uitnodiging en de datum van afspraak komt te liggen tussen de tien dagen en vier weken.

Periode 4, van maart tot mei 2001: Afbouw van het afsprakensysteem, zoals opgezet in het jaar 2001. Termijnen als bij periode 3.

Periode 5, vanaf mei 2001 tot heden: Opstarten Awb-conform toegangssysteem (zie het stroomschema onder D.3.; N.o.).

3. Hoeveel tijd is vervolgens gemoeid met de afhandeling van de aanvraag:

a) met betrekking tot het doorsturen van de aanvraag naar de Visadienst of het Bureau Visadienst?

b) het verwerken van het advies van de Visadienst of het Bureau Visadienst hoeveel tijd ligt er met name tussen de ontvangst van het advies, het oproepen van de aanvrager en de afgifte van de MVV of het visum kort verblijf c.q. de afwijzende beslissing?

Visumaanvragen en aanvragen voor een MVV, welke moeten worden voorgelegd aan de nationale dienst gaan eens per week per koerier naar Den Haag of worden langs electronische weg via het VIS/CONVOS-systeem voorgelegd aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken c.q. Visadienst in Den Haag.

Zoals hierboven reeds aangegeven ligt er een periode van 10 dagen à vier weken tussen het moment waarop bericht wordt ontvangen van het Hoofd Visadienst en de datum waarop de aanvrager een afspraak heeft om zich te melden bij het BVK. Afgifte volgt in beginsel binnen 48 uur na laatstbedoelde datum.

4. Hoe verhoudt zich de praktijk van de behandeling van visumaanvragen met de bepalingen van de algemene wet bestuursrecht (Awb) ten aanzien van het indienen van de aanvraag, het geven van een termijn voor verzuimherstel en de behandelingsduur? Overweegt u de praktijk van de behandeling van visumaanvragen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de Awb? Zo ja, hoe en wanneer? Zo neen, waarom niet?

Uiteraard is het uitgangspunt van het BVK om alle aanvragen, hetzij voor een MVV of voor een kort verblijf visum, conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af te handelen. Om dit te bereiken wordt er voortdurend kritisch gekeken naar de wijze waarop (interne) procedures kunnen worden aangepast, zoals uit het bovenstaande blijkt, zodat vertragingen in de afhandeling van aanvragen kunnen worden voorkomen. Hiervoor mag illustratief zijn het hierbij gevoegde stroomschema. Dit stroomschema wordt gehanteerd sinds mei 2001 en heeft volgens het BVK al geleid tot een merkbare verbetering van de situatie. Niet alleen t.a.v. het effectief begeleiden en afhandelen van fysiek aanwezige aanvragers, maar ook in relatie tot de wettelijk gestelde termijnen voor het afhandelen van aanvragen, zoals vastgelegd in de Awb.

5. Zijn er met betrekking tot de behandeling van mvv-aanvragen en de aanvragen voor visum kort verblijf door de diplomatieke vertegenwoordiging te Rabat schriftelijke richtlijnen? Zo ja, hoe zijn die richtlijnen bekend gemaakt aan potentiële aanvragers? Ook ontvang ik graag een afschrift daarvan.

Ja, er zijn schriftelijke richtlijnen voor aanvragers van een MVV en een kort verblijf visum. Voor het inwerkingtreden van het nieuwe toegangssysteem kreeg de aanvrager de instructies toegestuurd met de uitnodiging. Thans bestaat er voor aanvragers de mogelijkheid om in persoon op donderdag en vrijdag bij het BVK een aanvraagformulier en informatiefolder met richtlijnen op te halen. Deze formulieren kunnen desgewenst ook worden toegezonden naar de aanvrager. Deze richtlijnen treft u hierbij aan.”

3.1. Het stroomschema:

3.2. Het schema `mvvdip' (machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd bij de diplomatieke vertegenwoordiging)

3.3. Het stroomschema onder 3.1. wordt door het BVK gebruikt bij de beantwoording van de vraag of de ingediende mvv-aanvraag correct en volledig is. De onderdelen van het schema die geen betrekking hebben op de mvv-procedure blijven daarbij buiten beschouwing. Verder wordt het schema onder 3.2. gevolgd.

4. De richtlijnen zijn opgesteld in de Franse taal en bevatten informatie over de manier waarop een aanvraag kan worden ingediend, waar en op welk tijdstip, welke kosten zijn verbonden aan de behandeling, de behandelingsduur en de vereiste documenten.

De richtlijnen:

Achtergrond

De Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:1

“Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.”

Artikel 4:5

“1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

2. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

3. Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

4. Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.”

Artikel 4:13

“1. Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.

2. De in het eerste lid bedoelde redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in artikel 4.14, derde lid, heeft gedaan.”

Artikel 4:14, derde lid

“Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt het bestuursorgaan de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.”

Artikel 4:15

“De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken."

Zijn in de nieuwe aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeld?

Verwijs naar de eerdere beschikking

Is op een eerdere aanvraag geheel of gedeeltelijk afwijzend beschikt?

Is op een eerdere aanvraag geheel of gedeeltelijk afwijzend beschikt

Zijn in de nieuwe aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeld?

Is dit de eerste aanvraag van aanvrager?

Verwijs naar de eerdere beschikking

Instantie: Beneluxvisumkantoor te Rabat

Klacht:

Verzoekers vriendin niet in gelegenheid gesteld aanvraag om mvv in te dienen: zij diende haar naam en adres achter te laten en kreeg ruim twee weken later een schriftelijke uitnodiging.

Oordeel:

Gegrond