2018/061 Belastingdienst legt beslag op tap- en koelmaterialen van brouwerij in failliet café

Rapport

Fust BV is het niet eens met de beslaglegging/het verhaal door de Belastingdienst op zaken die niet aan de belastingschuldige maar aan Fust BV in eigendom toebehoren. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de directeur Belastingen van de Belastingdienst in redelijkheid kon beslissen dat geen sprake is van reële eigendom van Fust BV die op grond van het invorderingsbeleid wordt ontzien. Van belang is artikel 22.8.10 van de Leidraad Invordering 2008. De beslagen zaken zijn door Fust BV aan de belastingschuldige in bruikleen verstrekt en er is sprake van een afnamebeding ten behoeve van Fust BV. Onder de omstandigheden van dit geval kon de directeur op basis daarvan besluiten om niet af te zien van beslag/verhaal op de bewuste zaken. De Nationale ombudsman volgt Fust BV niet in haar stelling dat het karakter van de (bruikleen)zaken maakt dat de Belastingdienst zich daarop niet zou mogen verhalen. Evenmin volgt de Nationale ombudsman Fust BV in haar grief dat zij onvoldoende tijd heeft gehad om het beroep op de directeur tijdig in te kunnen dienen en/of tijdig bij de Belastingdienst (de belastingdeurwaarder) verzet te kunnen instellen tegen de beslaglegging. In een slotbeschouwing gaat de Nationale ombudsman nog in op de omstandigheid dat Fust BV bij de behandeling van het beroep niet door de directeur is gehoord. De Nationale ombudsman vindt het in een situatie als die van Fust BV wenselijk dat de gelegenheid wordt geboden om desgewenst te worden gehoord.

Instantie: Directeur Belastingen van de Belastingdienst

Klacht:

afwijzend beslist op beroep tegen de inbeslagneming van zaken waarvan niet de belastingschuldige de eigenaar is maar Fust BV.

Oordeel:

Niet gegrond