2016/024 Penitentiaire inrichting schendt privacy vrouw door opvragen strafdossier

Rapport

Verzoekster heeft mevrouw X een periode telefonisch benaderd. Vervolgens heeft mevrouw X aangifte van belaging gedaan en is verzoekster als verdachte hiervan aangemerkt. Verzoekster heeft hiervoor uiteindelijk een voorwaardelijk sepot gekregen.

Mevrouw X werkte destijds in dezelfde Penitentiaire Inrichting (PI) als de partner van verzoekster. Enige tijd nadat de strafzaak met een voorwaardelijk sepot was afgerond, meldde mevrouw X zich in verband met de belaging ziek. Op basis van hetgeen mevrouw X hem vertelde, was haar teamleider in de veronderstelling dat zij nog steeds lastig werd gevallen en vermoedde hij dat verzoekster hier achter zat.

Deze teamleider bedacht een plan om het ziekteverzuim te beëindigen. Hij wilde de partner van verzoekster benaderen en hem vragen ervoor te zorgen dat verzoekster stopte met het lastig vallen van mevrouw X. Daarvoor meende hij eerst zeker te moeten weten dat verzoekster degene was die als verdachte bij de strafzaak was aangemerkt. Vervolgens heeft hij de politie gebeld en tevergeefs geprobeerd de naam van de verdachte te achterhalen. Toen mevrouw X enige tijd daarna een afschrift van het strafdossier had ontvangen, heeft de teamleider samen met een andere teamleider het dossier ingezien. Daardoor wisten deze teamleiders wat de aard en omvang van de belaging was, dat verzoekster als verdachte hiervan was aangemerkt en dat zij hiervoor een voorwaardelijk sepot had gekregen. Deze informatie hebben de teamleiders vervolgens met de partner van verzoekster gedeeld. De partner van verzoekster was hiervan tot op dat moment nog niet op de hoogte.

Verzoekster klaagde bij de Nationale ombudsman erover dat teamleiders van de PI haar strafdossier hebben opgevraagd, ingezien en gedeeld met een derde.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat de PI daarmee de privacy van verzoekster in ernstige mate heeft geschonden. Strafrechtelijke persoonsgegevens worden aangemerkt als gevoelige persoonsgegevens in verband met de ingrijpende gevolgen die het bekend zijn daarvan voor het maatschappelijk functioneren kunnen hebben. Slechts in uitzonderlijke gevallen mogen die worden opgevraagd, ingezien en gedeeld met anderen. Daarvan was hier geen sprake. Ook blijkt uit de reactie op de klacht van de PI en de staatssecretaris dat de ernst, omvang en mate van verwijtbaarheid van de schending van verzoeksters privacy steeds niet werd en nog immer niet wordt onderkend.

De klacht is gegrond wegens het niet voldoende respecteren van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

Instantie: Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie te Den Haag

Klacht:

Niet voldoende respecteren van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer

Oordeel:

Gegrond