2014/106: RDWI moet direct na onderzoek aan betrokkenen doorgeven dat naar hen onderzoek is gedaan

Rapport

Verzoekster werd door de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (verder: RDWI) betrokken in een rechtmatigheidsonderzoek in het kader van bijstandsverlening aan de vader van haar kind. Er werden onder meer inlichtingen over haar ingewonnen bij derden.

Zij klaagde erover dat de RDWI haar hierover niet uit eigen beweging informeerde; zij kwam hier pas achter toen zij, via haar (ex)partner, de rapportage die de RDWI over hem had opgesteld in handen kreeg.

De Nationale ombudsman toetst niet rechtstreeks aan de Wet bescherming persoonsgegevens. Wel acht hij het van belang om het standpunt van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) in zijn overwegingen te betrekken. Dat standpunt is onder meer weergegeven in publicaties van het CBP omtrent het 'heimelijk waarnemen'. Het CBP stelt als uitgangspunt voorop dat betrokkene zo snel mogelijk goed en volledig wordt geïnformeerd. De informatieplicht van artikel 43 Wbp, die tijdelijk buiten toepassing kan worden gesteld, is weer geheel van toepassing zodra een onderzoek is afgerond.

In het geval van verzoekster betekent dit uitgangspunt dat de RDWI haar, direct na afronding van het onderzoek naar de vader haar kind, op 21 mei 2013, had moeten informeren dat ook zij betrokken was bij het onderzoek en in hoeverre haar gegevens hierin waren meegenomen. Hoe het ook komt dat deze informatie haar al niet tijdens een eerder gesprek met haar en haar (ex)partner is gegeven, feit is dat het er toen niet van gekomen is. Daarom had de RDWI tenminste dit uit eigen beweging moeten doen. De RDWI heeft dit echter nagelaten; pas toen verzoekster zelf navraag deed werd aan haar meer informatie verstrekt.

De gedraging is niet behoorlijk. Schending van het vereiste van goede informatieverstrekking.