2012/004: Rijopleider klaagt over afkeuring lesauto door examinator en klachtbehandeling CBR

Rapport

Feiten: Een rijopleider meldde zich met zijn kandidaat voor het praktijkexamen bij het CBR en liet de examinator weten dat de auto wat stonk omdat hij met een allesreiniger had moeten schoonmaken. De examinator vond de lucht in de auto te penetrant en keurde het examenvoertuig af. Het examen vond geen doorgang. De examenmanager, die de examinator bij zo'n besluit z.s.m. in kennis stelt, was niet meer aanwezig en kon het besluit niet ter plaatse toetsen. De klacht die de rijopleider indiende, verklaarde het CBR niet gegrond, omdat achteraf niet kon worden vastgesteld of het afkeuren wegens de stank gerechtvaardigd was, waardoor moest worden uitgegaan van het oordeel van de examinator.

Klacht: De rijopleider klaagt erover dat de examinator zijn lesauto heeft afgekeurd en klaagt over de uitkomst van de klachtbehandeling door het CBR.

Verzoeker stelde dat hij en de kandidaat voor het examen in de auto geen last hadden gehad van de lucht. De kandidaat bevestigde dit. Het oordeel van het CBR over zijn klacht vond hij niet onafhankelijk, omdat het CBR alleen was afgegaan op het oordeel van de examinator.

De examinator liet weten dat de lucht direct op zijn keel was geslagen en zijn ademhaling bemoeilijkte. Hij moest zich kunnen concentreren om op een veilige manier examen af te nemen en dit werkklimaat vond hij niet aanvaardbaar. Hij had geen twijfel over zijn besluit en geen second opinion gevraagd. Het CBR had de verklaring van de kandidaat wel meegewogen, maar achtte die niet bepalend. De beslissing (op basis van het Vademecum voor rijschoolhouders en de Handleiding voor examinatoren) is in beginsel aan de examinator (als juridisch bestuurder), en de uitkomst heeft geen positieve of negatieve prikkels voor hem, terwijl het oordeel van de kandidaat en verzoeker kon zijn beïnvloed door de vervelende gevolgen die het afkeuren zou hebben.

Norm: Het redelijkheidsvereiste.

Beoordeling:Over de redelijkheid van het besluit van de examinator geeft de Nationale ombudsman geen oordeel, omdat er geen andere gegevens zijn dan de subjectieve verklaringen van enerzijds de examinator en anderzijds verzoeker en de kandidaat. Een subjectieve waardering als in dit geval, waarbij de meningen tegenover elkaar staan, vergt van het CBR die de klacht moet beoordelen een extra zorgvuldige belangenafweging. Om de lezing van de examinator zwaarder te laten wegen dan die van de rijopleider en zijn kandidaat, terwijl er geen second opinion is, en de reden hiervoor niet voor rekening komt van verzoeker, is niet zonder meer redelijk. Er had voor een middenweg gekozen kunnen door de klacht noch gegrond, noch ongegrond te verklaren en niet de volledige kosten voor rekening te laten van de rijopleider.

Oordeel: geen oordeel over het besluit van de examinator, gegrond ten aanzien van de uitkomst van de klachtbehandeling.

Aanbeveling: Het CBR is gevraagd in overweging te nemen om met verzoeker in overleg te treden over een gedeeltelijke tegemoetkoming in de kosten van het rijexamen.

Instantie: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te RIjswijk

Klacht:

voertuig van verzoeker, werkzaam als rijinstructeur, afgekeurd voor een examen van een leerling, vanwege de geur in het voertuig

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) te RIjswijk

Klacht:

uitkomst van de klachtbehandeling

Oordeel:

Gegrond