2011/070: ZZP'ers met een valse start' (9 feb 2010) over bejegening door inspecteurs van het UWV

Rapport

In februari 2005 werd verzoeker werkloos. Naast zijn werk was verzoeker tot 1 april 2006 ook vennoot in een vennootschap onder firma. Toen deze in een eenmanszaak was omgezet, werd verzoeker de eigenaar. Met ingang van 2 oktober 2006 liet verzoeker zijn uitkering stopzetten omdat zijn onderneming voldoende gelden genereerde voor zijn levensonderhoud.

In april 2009 nam een inspecteur van het UWV telefonisch contact met verzoeker op om een afspraak te maken. De inspecteur wilde weten hoe er met de opgegeven uren was omgegaan.

Tijdens het huisbezoek bleek de inspecteur gegevens te verzamelen. Gegevens die verzoeker niet meer had omdat hij na de bewaartermijn van twee jaar de informatie had weggegooid. Verzoeker moest daardoor putten uit zijn herinneringen. Daarentegen had de inspecteur ter voorbereiding op het gesprek verzoekers complete dossier bestudeerd. Verzoeker had hierdoor een nadelige bewijspositie.

Omdat verzoekers antwoorden niet overeenkwamen met de gegevens die hij destijds had opgegeven, zou de inspecteur hebben gezegd dat verzoeker had gefraudeerd. Verzoeker vond het gesprek met de inspecteur overrompelend en onplezierig en diende hierover een klacht in bij de Nationale ombudsman.

Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek de inspecteur verzoeker de gelegenheid te hebben geboden om stukken die hij vergeten was gereed te houden bij het huisbezoek achteraf toe te sturen. Dit gold ook voor andere stukken en informatie.

Verzoeker gaf toen aan dat, hoewel hij een grote afstand ervaarde, zijn gevoel niet door de houding van de inspecteur kwam. Pas na het gesprek besefte hij dat gedurende het gesprek er iets met hem was gebeurd: het was een confrontatie waarbij hij als fraudeur werd gezien. Gedurende het gesprek had verzoeker niets laten blijken.

De Nationale ombudsman is van oordeel het gesprek inderdaad als overrompelend kon worden aangemerkt: verzoeker wist niet welke vragen gesteld zouden worden en hij had geen bewijsstukken.

De inspecteur had het dossier bestudeerd en had hierdoor een groot overwicht tijdens het gesprek.

Echter, naar de mening van de Nationale ombudsman is deze situatie niet zozeer te wijten aan de inspecteur als wel aan het UWV. Gegeven de omstandigheden (zie rapport 2010/025) waaronder de inspecteur zijn werk moest verrichten had hij weinig anders kunnen doen dan hij had gedaan.

De Nationale ombudsman achtte de klacht over de inspecteur ongegrond.

Instantie: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Klacht:

gesprek thuis met fraude-inspecteur was overrompelend en onplezierig

Oordeel:

Niet gegrond