2010/052

Rapport

Verzoekster schakelde het LBIO in voor de inning van kinderalimentatie, door haar ex-echtgenoot aan haar verschuldigd. Het LBIO eindigde de inning nadat er zes maanden aan alimentatie waren geïnd (via loonbeslag) en de achterstand in betaling volledig was ingelopen. Verzoekster was het daar niet mee eens omdat er volgens haar niet was voldaan aan de criteria van 1:408, lid 6, BW. Immers, de inning geschiedde niet bij vooruitbetaling en verzoekster kreeg niet iedere maand het volledige bedrag aan alimentatie overgemaakt, aldus verzoekster.

Verzoekster klaagt erover dat het LBIO de inning heeft beëindigd en zij klaagt erover dat het LBIO in reactie op haar daarover ingediende klacht, niet is ingegaan op de stelling dat haar ex niet regelmatig, te weten (volgens verzoekster): tijdig, ministens zes maanden alimentatie aan het LBIO heeft betaald.

De No vindt dat het LBIO de inning terecht heeft beëindigd; er was zes maanden aaneengesloten betaald en de gehele achterstand was ook voldaan, middels invordering van het vakantiegeld. Hierbij is van belang dat een betalingsplichtige geen invloed heeft op de tijdstippen waarop wordt betaald, als invordering geschiedt door loonbeslag, zoals in het geval van verzoekster.

De No vindt dat het LBIO ten onrechte in de klachtbehandeling niet is ingegaan op verzoeksters klacht dat niet tijdig zou zijn betaald. Daarbij vindt de No dat het LBIO in zijn correspondentie naar verzoekster toe onduidelijk is geweest over het begrijp "regelmatig", omdat het LBIO verschillende termen daarvoor gebruikte, variërend van "tijdig" tot " aaneengesloten". Er ontstond hierdoor een juridische discussie tussen verzoekster en het LBIO, en daardoor verdween de bespreking van de achterliggende zorg van verzoekster, namelijk dat haar ex weer in gebreke zou blijven qua betaling. Als het LBIO verzoeksters zorg hierover meer had onderkend en daar passende aandacht aan had gegeven bijvoorbeeld door het voeren van een gesprek met haar dan had haar zorg over recidive in een eerder stadium kunnen worden besproken waardoor haar onvrede met de situatie op een andere manier weggenomen had kunnen worden. Het LBIO heeft haar klacht te lichtvaardig kennelijk ongegrond verklaard. De discussie over de interpretatie van het begrip "regelmatig" had niet hoeven plaatsvinden of was anders verlopen als een hoorzitting was gehouden.

Rechtszekerheid; motiveringsvereiste

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Inning van de door verzoeksters ex-echtgenoot verschuldigde kinderalimentatie beëindigd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

In klachtafdoening niet ingegaan op stelling dat er geen sprake zou zijn van tijdig betalen.

Oordeel:

Gegrond