Omdat verzoeker na een aanrijding tegen een paaltje doorreed gingen ambtenaren van het regionale politiekorps Limburg Zuid naar zijn woonadres. Daar werd verzoeker door drie politieambtenaren aangehouden. Vervolgens gebruikte de politie pepperspray tegen hem en werd hij daarna geboeid naar het bureau afgevoerd.
Verzoeker klaagde er in de eerste plaats over dat de politie zijn woning binnenviel zonder hem te vertellen waarvoor ze kwam en zij hem wilde aanhouden.
De Nationale ombudsman vindt het aannemelijk dat de politieambtenaren verzoeker hebben gezegd waarvoor ze kwamen. Met betrekking tot de plek van aanhouding staan de verklaringen van de politieambtenaren lijnrecht tegenover de verklaring van verzoeker, maar de Nationale ombudsman hecht meer waarde aan de verklaring van de politieambtenaren, mede gezien het alcoholgebruik van verzoeker.
De Nationale ombudsman oordeelde verzoekers recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon voldoende is gerespecteerd.
Met betrekking tot de klacht over het gebruik van pepperspray oordeelde de Nationale ombudsman dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een dermate grote dreiging van een escalatie dat er geen mogelijkheid meer was om eerst andere aanhoudingtechnieken te beproeven. Daarbij werd opgemerkt dat de politie met drie ambtenaren tegen één verdachte stond. Om deze reden ging de politie te snel over tot het gebruik van een ingrijpend geweldmiddel als pepperspray. De klacht was gegrond, omdat de politie verzoekers recht op onaantastbaarheid van het lichaam onvoldoende heeft gerespecteerd.
De klacht over het handboeiengebruik werd door de Nationale ombudsman ongegrond verklaard. De politie kon in dit geval besluiten om in verband met zowel de veiligheid van verzoeker als die van de politie zelf verzoeker te boeien voor het vervoer naar het politiebureau. Verzoekers recht op onaantastbaarheid van het lichaam werd voldoende gerespecteerd.
Ten slotte klaagde verzoeker erover dat hij door de klachtencommissie niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de verklaringen die tijdens de hoorzitting door de betrokken ambtenaren zijn
De Nationale ombudsman achtte deze gedraging van de politie niet behoorlijk, aangezien de politie heeft gehandeld in strijd met het vereiste van hoor en wederhoor. De bedoeling van de wetgever is geweest dat de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft in de gelegenheid te stellen op elkaar verklaringen te reageren. Dit is in dit geval ten onrechte niet gebeurd.
