2009/225

Rapport

Op aanvraag van de voormalig echtgenote van verzoeker heeft de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven een financiële tegemoetkoming toegekend ten behoeve van hun jonge kind, omdat voor de commissie aannemelijk was geworden dat het kind slachtoffer was geworden van mishandeling en seksueel misbruik. De aanvraag was onderbouwd met de aangifte van de moeder tegen verzoeker. Het opsporingsonderzoek was intussen gestaakt en de zaak geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Verzoeker was van het bestaan van de beslissing van het Schadefonds op de hoogte gekomen toen zijn ex zich daarop beriep in een rechterlijke procedure over een omgangsregeling.

Verzoeker klaagde erover dat het Schadefonds de misdrijven aannemelijk had geacht ondanks het sepot en een medisch advies; daardoor zou zijn kind later ten onrechte worden geconfronteerd met een beslissing waarin zijn vader (verzoeker) in feite als dader van misdrijven tegen hem (het kind) wordt bestempeld.

Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman bleek dat bij de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven twijfel had bestaan over de aannemelijkheid van de opgegeven misdrijven. Overeenkomstig het beleid van de commissie was aan de aanvrager het voordeel van de twijfel gegund.

De Nationale ombudsman toetste de klacht aan het redelijkheidsvereiste, met name het aspect dat overheidsinstanties alle relevante belangen tegen elkaar afwegen. Hij vond dat de commissie in deze situatie van twijfel meer gezichtspunten en belangen bij de beslissing had moeten betrekken dan het (veronderstelde) belang van het kind bij een financiële tegemoetkoming. Hoewel de commissie

in haar beslissing niet heeft vermeld wie de misdrijven heeft gepleegd, is dat in de relatie tussen vader en kind in feite wel het geval en dat belast de relatie tussen hen beiden. De commissie had dit moeten meewegen.

Ten aanzien van de procedurele kant van de zaak oordeelde de Nationale ombudsman dat in deze bijzondere situatie de besluitvorming erbij had kunnen winnen als de commissie naast de moeder ook de andere gezagsdragende ouder (verzoeker) bij de behandeling van de aanvraag had betrokken.

Instantie: Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Klacht:

In beslissing niet onaannemelijk geacht dat de zoon slachtoffer is geworden van seksueel misbruik; onvoldoende rekening gehouden met de sepotbeslissing van de officier van justitie op de eerdere aangifte tegen verzoeker.

Oordeel:

Gegrond