2009/214

Rapport

Verzoeker diende zijn ex-echtgenote kinderalimentatie te betalen. Omdat hij in gebreke bleef, nam het LBIO de inning van de alimentatie over. Aangezien verzoeker vlak na overname van de inning de ontstane achterstand alsnog rechtsreeks aan zijn ex-echtgenote had voldaan, verzochten zij het LBIO de inning te stoppen. Het LIBO stopte uit coulance de inning, maar bracht wel zes maanden opslagkosten aan verzoeker in rekening.

Verzoeker klaagt erover dat het LBIO hem die zes maanden opslagkosten in rekening brengt, terwijl het LBIO de inning van de alimentatie uit coulance heeft beëindigd.

Er bestaat voor het LBIO geen wettelijke basis om een overname van een inning te beëindigen op verzoek van de ontvangstgerechtigde, maar onder omstandigheden kan het LBIO de inning uit overwegingen van coulance toch stopzetten. Het is dan in het algemeen niet onredelijk dat het LBIO vervolgens wel opslagkosten die het anders wel zou hebben ontvangen, in rekening brengt bij de onderhoudsplichtige. Wel dient een redelijke berekening te worden gemaakt van die kosten. In dit geval achtte de No het niet redelijk dat het LBIO de volledige zes maanden aan opslag bij verzoeker in rekening bracht, gelet op de korte periode (17 dagen) waarin verzoeker met betaling in gebreke bleef en de korte periode (eveneens 17 dagen) waarna het LBIO de inning uit coulance stopzette

Redelijkheidsvereiste, niet behoorlijk

De No geeft het LBIO in overweging om een evenredig deel van de door verzoeker reeds voldane opslagkosten aan hem terug te storten.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Standpunt ingesteld om zes maanden aan opslagkosten aan verzoeker in rekening te brengen, terwijl het LBIO op 7 februari 2008 de op 21 januari 2008 gestarte overname van de inning van de kinderalimentatie uit coulance heeft beëindigd.

Oordeel:

Gegrond