2009/059

Rapport

Verzoekers dienden op 8 april 2003 een aanvraag in bij de minister van Justitie tot het verkrijgen van een beginseltoestemming tot opneming van een buitenlands kind ter adoptie. Bij beschikking van 21 februari 2006 verleende de minister van Justitie deze beginseltoestemming.

Verzoekers klaagden over de behandelingsduur tot aan het verkrijgen van deze beginseltoestemming van ruim vierendertig maanden.

De minister van Justitie deelde mee dat een wachtlijst was ingevoerd vanwege tekort aan adoptiekinderen. Deze wachttijd was ingebouwd voorafgaand aan de procedure om zo de druk op de vergunninghouders te verkleinen. In rapport 2008/238 overwoog de Nationale ombudsman dat hij geen redelijke grond aanwezig zag voor het inbouwen van een wachttijd voorafgaand aan de procedure ter verkrijging van een beginseltoestemming. Bij afwezigheid van deze redelijke grond oordeelde de Nationale ombudsman dat de periode van een jaar als een redelijke termijn kon worden aangemerkt voor het nemen van een beslissing op een verzoek om een beginseltoestemming. In dit rapport nam de Nationale ombudsman dit oordeel over.

Hierdoor is in de onderhavige zaak gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. De No achtte de klacht gegrond.

Geen goede informatieverstrekking.

Te laat meedelen dat het juridisch gezien niet mogelijk is om kinderen uit Afghanistan te adopteren. Verzoekers waren zelfdoeners.

Instantie: Minister van Justitie

Klacht:

Behandelingsduur van de ingediende aanvraag tot verkrijging begintoestemming van een adoptiekind; pas in februari 2007 meegedeeld dat adoptie in Afghanistan juridisch niet mogelijk was; gedurende de aanvraagperiode niet goed geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot verzoekers aanvraag.

Oordeel:

Gegrond