2007/305

Rapport

Op 20 januari 2006 diende de gemachtigde van verzoeker namens hem bij de officier van justitie een schriftelijke aangifte in van valse aangifte en/of lasterlijke aangifte tegen gezinslid X, dat aangifte tegen hem had gedaan van een zedendelict. De officier verzocht hem hierop zich te richten tot de politie voor het doen van aangifte. Verzoeker klaagde erover dat zowel de politie als de officier van justitie geen gevolg gaf aan zijn aangifte.

De Nationale ombudsman overwoog dat doordat de gemachtigde van verzoeker niet was ingegaan op het verzoek van de politie om de verblijfplaats van verzoeker aan te geven, zodat hij kon worden uitgenodigd, en vanwege de onduidelijkheid van zijn brieven, het niet onredelijk was dat de politie had besloten om verder geen gevolg te geven aan de aangifte. Hiermee was niet gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste. De ombudsman achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

Echter, de politie had verzoeker daarbij wel moeten wijzen op de rechtsmiddelen die voor hem openstonden. Door dit niet te doen, had de politie gehandeld in strijd met het beginsel van fair play. De ombudsman achtte onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk.

Verder overwoog de ombudsman dat het niet juist was dat de officier van justitie in het geheel geen gevolg had gegeven aan de aangifte, door verzoeker te verwijzen naar de politie. Immers, ook de officier van justitie is verplicht om aangiften op te nemen.

Van de officier had mogen worden verwacht dat zij contact had opgenomen met de politie omtrent de stand van zaken. Op grond daarvan zou het niet onjuist zijn geweest als de officier tot dezelfde beslissing als de politie was gekomen, maar dan had de officier van justitie verzoeker eveneens op de rechtmiddelen moeten wijzen. Door dit niet te doen, is niet gehandeld conform de Aanwijzing voor de opsporing. Hierdoor ontstond een risico dat verzoeker werd beperkt in de mogelijkheid om zijn procedurele kansen te benutten om tegen het geen gevolg geven aan de aangifte in beklag te gaan.

De officier handelde hiermee in strijd met het beginsel van fair play. De ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen

Klachtbehandeling door de officier van justitie

Instantie: Regiopolitie Gelderland Midden

Klacht:

Geen gevolg gegeven aan verzoekers schriftelijke aangifte van het doen van valse en/of lasterlijke aangifte.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Gelderland Midden

Klacht:

Deze beslissing niet aan hem meegedeeld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van justitie Arnhem

Klacht:

Geen gevolg gegeven aan verzoekers schriftelijke aangifte van het doen van valse en/of lasterlijke aangifte; wijze van afhandelen klacht: klachtbrief niet als klacht behandeld.

Oordeel:

Gegrond