2006/398

Rapport

Op 3 november 2003 werd verzoeksters kind (hierna ook: X.) door de rechter onder toezicht gesteld (OTS) van Bureau Jeugdzorg in 's-Hertogenbosch en werd een machtiging afgegeven om X. uit huis te plaatsen. Op 29 januari 2004 werd een machtiging verleend tot plaatsing in een gesloten inrichting. Deze machtiging werd telkens verlengd tot 3 november 2005. Een verzoek van X. tot beëindiging van de gesloten plaatsing in een justitiële jeugdinrichting werd door de rechter afgewezen. Verzoekster klaagde erover dat Bureau Jeugdzorg geen passende voorziening van jeugdhulpverlening had gerealiseerd.

De Nationale ombudsman was van oordeel dat Bureau Jeugdzorg vanaf de aanvang van de OTS bij de tenuitvoerlegging van de machtiging uithuisplaatsing zich voldoende had ingezet om een passende voorziening van jeugdhulpverlening te realiseren. Dat dit niet lukte lag aan X. en niet aan Bureau Jeugdzorg. Toen echter de situatie escaleerde had Bureau Jeugdzorg niet de rechterlijke machtiging voor een gesloten crisisplaats om X. in een justitiële jeugdinrichting geplaatst te krijgen, terwijl daartoe wel aanleiding was. De Nationale ombudsman achtte deze passieve houding van Bureau Jeugdzorg niet in overeenstemming met het vereiste van bijzondere zorg. Wel behoorlijk was dat Bureau Jeugdzorg op grond van verlenging van de machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting actief op zoek ging naar een plaats voor X. in een justitiële jeugdinrichting. Daarna verbleef X bijna een jaar in de jeugdgevangenis op basis van een civielrechtelijke gesloten crisisplaatsing. Het woog voor de Nationale ombudsman zwaar dat X. bijna een jaar lang in de jeugdge­vangenis zat zonder daarvoor te zijn veroordeeld. Hoewel het probleem van door­plaatsing naar een geschikte behandelinrichting niet alleen Bureau Jeugdzorg kon worden aangerekend, had van Bureau Jeugdzorg mogen worden verwacht dat het meer bij het Ministerie van Justitie had aangedrongen op spoedige (door)plaatsing van X. naar een geschikte behandelplaats. De Nationale ombudsman was van oordeel dat Bureau Jeugdzorg zich vanaf het moment dat X. in de jeugdgevangenis zat zich onvoldoende heeft ingezet om een passende voorziening van jeugdhulpverlening te realiseren. Daarmee had Bureau Jeugdzorg het vereiste van bijzondere zorg geschonden.

Andere klachtonderdelen: dagbesteding, bejegening en informatieverstrekking.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant

Klacht:

In het kader van ondertoezichtstelling van kind van verzoeker: onvoldoende ingespannen om passende voorziening van jeugdhulpverlening te realiseren in periode 29 januari tot 17 mei 2004 en 22 juni 2004 tot 21 juni 2005, niet geïnformeerd over overplaatsing.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant

Klacht:

Geen passende voorziening jeugdhulpverlening gerealiseerd in periode 3 november 2003 tot 29 januari 2004 en 17 mei tot 22 juni 2004, geen zinvolle dagbesteding gerealiseerd, kind van verzoeker gekleineerd en afgesproken verlofregeling teruggedraaid.

Oordeel:

Niet gegrond