1999/158

Rapport
Op 15 april 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Schiedam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond te Schiedam. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat een ambtenaar van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond op 15 maart 1998 proces-verbaal heeft opgemaakt tegen verzoekers zoon op grond van de onjuiste veronderstelling dat voor de auto van zijn zoon geen wettelijke aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten. Voorts klaagt verzoeker erover dat het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond een deel van het kentekenbewijs van de auto van zijn zoon, dat hij op 15 maart 1998 heeft afgegeven, heeft zoekgemaakt.

Achtergrond

Zie BIJLAGE.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. De twee betrokken ambtenaren hebben tijdens het onderzoek een verklaring afgelegd. Ook de zoon van verzoeker en een politieambtenaar hebben tijdens het onderzoek een verklaring afgelegd. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werden de korpsbeheerder en verzoeker nadere vragen gesteld. De Dienst Wegverkeer werd om informatie verzocht. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder en de betrokken ambtenaar W. deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker en de betrokken ambtenaren L. en B. gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Twee ambtenaren van het regionale politie korps Rotterdam-Rijnmond spraken de zoon van verzoeker - als bestuurder van een auto - op 15 maart 1998 aan in verband met een verkeerscontrole.2. Verzoeker diende bij brief van 22 maart 1998 een klacht in over het optreden van de politieambtenaren die zijn zoon hadden bekeurd. Deze brief hield onder meer het volgende in:"Mijn zoon (...) is op de bewuste dag om 19.55 uur bekeurd (...) te Schiedam. (...) Volgens de surveillanten was het voertuig wat hij bestuurde niet verzekerd. Mijn zoon ontkende dit ten stelligste en vertelde dat de auto wel degelijk verzekerd was. De ambtenaar heeft desondanks toch zijn kentekenbewijs deel 2 ingenomen. Mijn zoon belde mij maandag 16 maart (...) en deed zijn verhaal. Direct daarop heb ik mijn verzekeringsmaatschappij in kennis gesteld van het voorval. Deze beloofde nog dezelfde dag een dekkingsbevestiging te zenden. Ik adviseerde mijn zoon deze op het politiebureau te tonen om zodoende het kentekenbewijs terug te krijgen en de ten onrechte uitgeschreven bekeuring te laten vervallen. Dit heeft hij op 17 maart getoond maar echter niet de papieren terug gekregen. Wel is van de brief een copy gemaakt. Hier proef ik duidelijk onwil van uw medewerkers om hun fout toe te geven. (...) Het bewuste voertuig een Mazda 323 (...) heb ik op 21 februari j.l. aangeschaft en op kenteken gezet (...). Dezelfde dag heb ik mijn verzekeringsmaatschappij de dekking laten ingaan."3. Een door de betrokken politieambtenaren W. en L. op 3 april 1998 gesloten en ondertekend proces-verbaal hield onder meer het volgende in:"Op 15 maart 1998, (...) reden wij in een herkenbaar dienstvoertuig (...) te Schiedam. Wij zagen een grijze personenauto van het merk Mazda rijden (...). Bij controle in de computer van het Rijksdienst voor Wegverkeer bleek dat het voertuig niet meer was verzekerd. Ik verbalisant, heb toen aan de bestuurder een kennisgeving van bekeuring uitgereikt. Omdat de bestuurder (...) bleef volhouden dat het voertuig wel verzekerd was, heb ik verbalisant de man, een week de gelegenheid gegeven om zijn verzekeringsbewijs te tonen op het bureau. Daar ik het voertuig niet inbeslag heb genomen, heb ik het kentekenbewijs niet ingenomen."4. De waarnemend chef van het district Schiedam van het regionale politie korps Rotterdam-Rijnmond deelde verzoeker bij brief van 14 april 1998 onder meer mee:"Uit de gesprekken die ik heb gevoerd met uw zoon en de behandelende politieambtenaren is mij niet gebleken dat het deel II van het genoemde kentekenbewijs door de behandelende politieambtenaar is ingevorderd. Het kentekenbewijs is door uw zoon afgegeven aan de politieambtenaar, waarna deze na controle het kentekenbewijs weer heeft teruggegeven aan uw zoon. Er is aan uw zoon geen mededeling gedaan, dat het kentekenbewijs was ingevorderd en dat hij niet meer met de auto mocht rijden. In geval van het niet verzekerd zijn van een motorrijtuig, heeft de politie geen bevoegdheid tot het invorderen van een kentekenbewijs. In de gevallen dat de politie wel bevoegd is tot het invorderen van een kentekenbewijs, wordt alleen deel 1 ingevorderd. Deel II (de tenaamstelling) wordt nimmer door de politie ingevorderd. Na het tonen van het dekkingsbewijs door uw zoon aan het bureau te Schiedam werd de bekeuring door de behandelend ambtenaar vernietigd. Ik betreur het dat het kentekenbewijs deel II zoek geraakt is. Bij mij bestaat er echter geen reden om aan te nemen dat het kentekenbewijs deel II door de behandelende politieambtenaar zoek is gemaakt."B. Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

.2. Voorts deelde verzoeker in het verzoekschrift nog onder meer het volgende mee:"Bij mijn terugkeer in Nederland op 21 maart heb ik direct schriftelijk contact opgenomen met de politieleiding. Enkele dagen later werd ik door een politie ambtenaar gebeld waarin mijn brief (van 22 maart 1998; N.o.) bevestigd werd en met de toezegging dat alles grondig uitgezocht zou worden. De verbaliserende ambtenaar was afwezig wegens cursus en had waarschijnlijk het kentekenbewijs ergens in een kluis liggen.

Op 3 april werden we gebeld door de bewuste ambtenaar, mijn echtgenote welke hij te woord stond werd verstaan te geven dat hij het kentekenbewijs helemaal niet in beslag had genomen. (...) Even later werden wij weer gebeld door de teamleider welke de klacht in behandeling had en deze vroeg of mijn zoon op het politiebureau wou komen om te praten. Op 6 april heeft hij een gesprek gehad maar geen kentekenbewijs. Men liet hem doorschemeren dat deze was zoekgeraakt en dat hij maar een nieuwe moest aanvragen. Wij hebben door deze verwikkelingen materi le schade opgelopen. Mijn zoon heeft een week niet kunnen werken door het ontbreken van vervoer, hij mocht zonder kentekenbewijs niet rijden. Hij heeft diverse malen op het politiebureau zonder enkel resultaat moeten verschijnen. Ik moet een nieuw kentekenbewijs aanvragen en heb diverse telefoontjes moeten plegen, dus allemaal kosten. Van de politie heb ik geen excuses of enig andere medewerking gehad."C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond1. In reactie op de klacht deelde de plaatsvervangend beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond bij brief van 28 juli 1998 onder meer mee:"De zoon van de klager (...) is op 15 maart 1998 staande gehouden. Bij controle ter zake de Wet aansprakelijkheidsverzekeringen motorrijtuigen bleek dat hij als bestuurder van dat voertuig geen geldig verzekeringsbewijs kon tonen. De bij de controle uitgeschreven kennisgeving van bekeuring is nadat een dekkingsbewijs was getoond door de betrokken opsporingsambtenaar vernietigd. (...) Wettelijk is het niet toegestaan om bij het niet verzekerd zijn van een motorvoertuig een kentekenbewijs in te vorderen. Wel bestaat de mogelijkheid het betrokken voertuig in beslag te nemen. De controlerende ambtenaren kunnen zich niet herinneren een kentekenbewijs te hebben ingevorderd. Omtrent het zoekraken van dit kentekenbewijs onthoud ik mij van een oordeel."2. Bij zijn reactie van 28 juli 1998 voegde de plaatsvervangend korpsbeheerder een Openbaar rapport van 29 juni 1998 van de chef van het district Schiedam. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:"Zoals reeds uit het eerste schrijven van dhr. S. (verzoeker; N.o.) blijkt heeft een medewerk(st)er van de balie van het district Schiedam een copie gemaakt van het door de zoon (...) overlegde dekkingsbewijs. De verbalisant W. heeft dit afschrift ontvangen. Uit dit dekkingsbewijs bleek dat het genoemde voertuig reeds op de controle datum verzekerd was tegen wettelijke aansprakelijkheid. De kennisgeving van beschikking is vervolgens door de verbalisant W. vernietigd. Met u blijf ik van mening dat het zoekraken van het kentekenbewijs deel II voor de betrokkene S. een vervelende zaak is. Hoewel er zowel geen "bewijzen" zijn aan te voeren voor de schuld van de politie of de schuld van dhr S. zelf, ben ik toch van mening dat er geen redenen bestaan om aan te nemen dat het kentekenbewijs door de verbalisant W. is ingevorderd en vervolgens is zoekgemaakt. Wettelijk is het niet toegestaan om bij het niet verzekerd zijn van een motorrijtuig, het kentekenbewijs van het motorrijtuig in te vorderen. Wel hadden de verbalisanten de mogelijkheid om het desbetreffende voertuig in beslag te nemen. Gezien het feit dat de datum van de overschrijving van het kenteken op naam van de zoon (...) kort voor de datum van de controle lag, is er door de verbalisanten echter rekening mee gehouden dat het afsluiten van een verzekering door S. mogelijk nog niet in de geautomatiseerde systemen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer was verwerkt. Uit ervaring blijkt dat veelal het geval te zijn. De zoon (...) is dan ook in de gelegenheid gesteld om alsnog aan te tonen dat er voor de personenauto een geldige verzekering was afgesloten. Door de verbalisant W. is zoals reeds vermeld een kennisgeving van bekeuring uitgeschreven. Deze is echter vernietigd nadat de zoon (...) had aangetoond, dat er wel een geldige verzekering voor de auto was afgesloten. Er is derhalve geen kennisgeving van bekeuring, dan wel een afschrift daarvan beschikbaar. Binnen het bedrijfsprocessensysteem Multipol is geen registratie aangemaakt die betrekking heeft op bovengenoemde gebeurtenis. Overigens worden er van overtredingssituaties dan wel het uitschrijven van een bekeuring zelden registraties binnen het bedrijfsprocessensysteem aangemaakt."D. Informatie van de Dienst Wegverkeer (RDW)Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek om informatie deelde de RDW de Nationale ombudsman bij brief van 17 juni 1998 onder meer het volgende mee:"Uit het kentekenregister van de RDW blijkt dat het voertuig met kenteken (...) op 21-02-1998, om 10:19 uur is overgeschreven op naam van: S. (verzoeker; N.o.) (...) Vervolgens is het kenteken op 30-06-1998 om 12:13 uur in de bedrijfsvoorraad opgenomen van Sloperij (...) te Rotterdam. In het WAM-register van de RDW staat (...) als verzekeraar geregistreerd met als gevolmachtigde (...). De bij deze gegevens geregistreerde ingangsdatum is 21-02-1998. Het polisnummer is (...) Het is echter mogelijk dat deze gegevens in de periode tussen 21-02-1998 en 25-03-1998 niet via elektronisch berichtenverkeer door de politie opvraagbaar zijn geweest. Dit blijkt uit de laatste in het WAM-register vastgelegde mutatiedatum. Deze datum kan echter ook wijzen op een andere mutatie."E. Reactie van verzoeker1. In reactie op de inlichtingen die de plaatsvervangend korpsbeheerder en de RDW hadden verstrekt deelde verzoeker bij brief van 25 september 1998 onder meer het volgende mee:"Het antwoord van de RDW d.d. 17 juni 1998 (...) vind ik toch enigszins onbevredigend. Ik kan mij niet voorstellen dat gegevens omtrent registratie meer dan een maand kunnen duren zoals gesteld in hun antwoord. Zeker in een periode van elektronisch berichtenverkeer moet het toch mogelijk zijn dit in een dag te realiseren. (...) Het antwoord van de Politie dat de datum van overschrijving kort voor de datum van verbaliseren lag snijdt mijns inziens geen hout. Tussen 21 februari en 15 maart 1998 ligt een periode van ruim 3 weken. Verder heeft mijn zoon binnen enkele dagen na het verbaliseren het dekkingsbewijs getoond aan de balie van voornoemd corps."2. Voorts deelde verzoeker nog het volgende mee:"Na uw telefonisch verzoek heb ik de gevraagde stukken bij mijn zoon opgevraagd. Daar hij de auto op dat moment niet meer in zijn bezit had, heeft hij de bescheiden vernietigd. Hierdoor kon ik de stukken ook niet aan U ter beschikking stellen."F. Verklaring van betrokken ambtenaar L.In het kader van het onderzoek verklaarde betrokken politieambtenaar L. op 29 september 1998 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:"Wij hebben portofonisch via de meldkamer Schiedam opgevraagd of de bestuurder was verzekerd. De meldkamer heeft via elektronisch berichtenverkeer het kenteken opgevraagd bij de RDW. Hierbij worden alle gegevens over het voertuig in beeld gebracht, waaronder de gegevens over de verzekering. In dit geval kregen wij van de meldkamer de melding dat de auto niet was verzekerd. Wij konden de auto vervolgens in beslag nemen. Dit gebeurt in de praktijk weinig. Wij houden rekening met fouten in het register van de RDW. Dat komt regelmatig voor. Wij kunnen daar niet op vertrouwen. Indien een auto volgens het register niet is verzekerd, geven wij de betrokkene n week de tijd een verzekeringsbewijs te tonen. Wij schrijven dan op voorhand een proces-verbaal uit en vertellen dat die niet doorgaat als aan het politiebureau aan ons of een collega een verzekeringsbewijs wordt getoond. Als men niet binnen n week komt tonen gaat de bon gewoon door. Wij moeten betrokkenen de tijd geven alsnog een verzekeringsbewijs te tonen. Wij doen dat altijd gedurende n week. Zo heb ik dat geleerd en zo doen alle collega's dat. (...) Mijn collega sprak tijdens de controle met de bestuurder. Hij heeft de bekeuring uitgeschreven en behandeld. Hij controleerde ook de papieren. Ik heb het kentekenbewijs niet in handen gehad. Ik herinner mij dat de bestuurder alleen een kentekenbewijs deel II kon overleggen en niet de rest van het kenteken en zijn rijbewijs. Hij heeft dat deel II aan mijn collega overhandigd. Het kentekenbewijs deel II werd los overhandigd. Niet in een mapje of in een portemonnee. Ik heb gezien dat mijn collega het kentekenbewijs heeft teruggegeven, samen met de bekeuring. Hierna zijn wij snel weggereden in verband met andere werkzaamheden. De bestuurder stond toen nog naast zijn auto."G. Verklaring van betrokken ambtenaar W.In het kader van het onderzoek verklaarde betrokken politieambtenaar W. op 9 oktober 1998 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:"Wij hebben via de meldkamer politie Schiedam - via de mobilofoon en elektronisch berichtenverkeer - het kenteken van de auto opgevraagd bij de RDW. Normaal krijgen wij dan gegevens door over de tenaamstelling, de verzekering, de APK, en bijzonderheden over het voertuig, bijvoorbeeld of deze is gestolen. Ons werd toen meegedeeld door de meldkamer dat het voertuig niet was verzekerd. Daarbij is de einddatum van de verzekering genoemd. Ik herinner mij die datum niet. Ik weet ook niet meer of die datum ver voor de datum van controle lag. In dit soort gevallen maken wij niet direct proces-verbaal op. Ik maakte een kennisgeving van bekeuring op. Zo'n kennisgeving wordt vervolgens via de administratie verder verwerkt. Wij doen daar als agent verder niets meer aan. Daarom weet ik me van deze zaak ook niet veel meer te herinneren. De auto is niet in beslaggenomen. Wij hebben de bestuurder in de gelegenheid gesteld binnen n week een verzekeringsbewijs aan het politiebureau te tonen aan de balie. Ik heb gezegd dat hij een polis en een betalingsbewijs moest tonen. Tonen binnen n week vond ik een redelijke termijn. Wij kunnen zelf bepalen wat een redelijke termijn voor tonen is. E n week vond ik toen redelijk. Ik herinner me dat ik de kennisgeving van bekeuring heb vernietigd. Ik heb een kopie van het bewijs van verzekering van de auto via een collega gekregen. Dat was aan de balie getoond. Ik weet niet meer wat er was getoond. Deze handeling doe ik veel vaker en ik herinner me niet meer alle bijzonderheden van elk geval. Ik herinner me dan ook niet meer alles van deze zaak. Ik heb tijdens de controle het woord gevoerd. Ik heb ook zijn papieren aangenomen. Dat was een rijbewijs en het kentekenbewijs deel II van de auto. Het was alleen een deel II en niet de andere delen van het kentekenbewijs. Volgens mij zaten de papieren in een portefeuille. Ik ben daar niet geheel zeker van. Deel II en het rijbewijs heeft de bestuurder vervolgens uit de portefeuille gehaald en aan mij gegeven. Wij hebben daarna de gegevens van de papieren gecontroleerd met de gegevens van de meldkamer. Ik had besloten hem een verzekeringsbewijs te laten tonen en heb hem toen zijn rijbewijs en het kentekenbewijs deel II van de auto terug te geven. Hij heeft beide ook aangenomen. Mijn ervaring uit het verleden is dat de RDW regelmatig aangaf dat een auto niet was verzekerd, terwijl dan later bleek dat de auto wel was verzekerd. Omdat hij een plausibel verhaal had en gezien mijn ervaring met de verzekeringgegevens van de RDW heb ik er niet voor gekozen de auto in beslag te nemen, maar hem een verzekeringsbewijs te laten tonen. De zoon van S. heeft tegen een collega van mij, B., gezegd dat hij het kentekenbewijs kan zijn kwijtgeraakt. Opvallend is dat de ouders zeer verwijtend zijn richting de politie, terwijl hun zoon niet stellig is in zijn opmerkingen over wat er is gebeurd met het kentekenbewijs. Aan de balie heeft iemand tegen de moeder van de bestuurder gezegd dat het kenteken mogelijk in mijn wapenkluisje lag, waar de collega's niet in konden. Daaruit maakte de moeder van de bestuurder op dat het kentekenbewijs aan het bureau was geweest. Het kentekenbewijs is echter nooit aan het bureau geweest. Dit vertelde zij mij in een telefoongesprek. Tijdens dit gesprek geloofde zij mijn uitleg niet meer."

H. Verklaring van ambtenaar B. In het kader van het onderzoek verklaarde politieambtenaar B. op 22 oktober 1998 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:"Ik heb in het kader van de klachtbehandeling gesproken met de zoon van de klager. Tijdens dit gesprek zei de zoon dat hij het kentekenbewijs van de auto ter controle aan de politiemensen had afgegeven. Toen ik hem vroeg of hem was gezegd dat zijn kentekenbewijs was ingevorderd, zei hij dat dit niet tegen hem was gezegd. Daarna vroeg ik hem of het mogelijk was dat hij het kentekenbewijs was verloren. Hij zei daarop dat dit wel mogelijk was, maar dat hij zich dat niet herinnerde."I. . Verklaring van verzoekers zoonIn het kader van het onderzoek verklaarde verzoekers zoon op 23 oktober 1998 telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman, voor zover van belang voor het onderzoek, het volgende:"Nadat ik door de politie was gecontroleerd, moest ik op het politiebureau in Schiedam een bevestiging/verklaring tonen van de verzekeringsmaatschappij, dat de auto waar ik in reed wel was verzekerd. Binnen welke termijn ik dat moest doen zeiden ze niet. Toen ik de verklaring van de verzekeringsmaatschappij had ontvangen, ben ik naar het politiebureau gegaan. Daar heeft de dame achter de balie de verklaring aangenomen en ik heb het daarna niet meer terug teruggekregen van de politie. (...) In een telefoongesprek heeft de politie aan mijn moeder verteld, dat de bekeuring was verscheurd. Bij de controle vroeg n van de agenten alle papieren. Ik weet niet de naam van die agent. Ik gaf hem mijn mapje waar alles in zat. Dit was in ieder geval een groene kaart, het kentekenbewijs deel II en mijn rijbewijs. De agent bladerde vervolgens door het mapje en zei dat de auto niet was verzekerd. Het volgende staat mij nog bij, maar ik weet dit niet meer geheel zeker. De agent pakte - volgens mij - het bonnenboekje van zijn collega en stopte er mijn kentekenbewijs deel II in. Daarna kreeg ik mijn mapje terug en kon ik doorrijden. Ik heb niet gecontroleerd of ik alles van de politie had teruggekregen. Ik ben een paar keer aan het politiebureau geweest. Ik vroeg ook telkens om mijn kentekenbewijs deel II. De vrouw achter de balie heeft mij verteld dat het kentekenbewijs waarschijnlijk in een kluis lag. Voor teruggave verwees ze me naar de agent die me had gecontroleerd. Ik ben daarna een paar keer op het politiebureau geweest, maar telkens kreeg ik andere dingen te horen. Ik moest een betalingsbewijs tonen, de agent had cursus, hij was niet aanwezig en zo verder. Omdat ze me telkens terug lieten komen en mij aan het lijntje hielden, kreeg ik de indruk dat het kentekenbewijs deel II aan het politiebureau was. Ook mijn moeder kreeg die indruk uit een telefoongesprek met de politie. Ik heb over de klacht een gesprek gehad met de politie. Daarin is nooit gevraagd of ik het kentekenbewijs deel II ook kon zijn kwijtgeraakt. Ik heb ook nooit gezegd dat ik het kentekenbewijs deel II mogelijk had verloren. Volgens mij is het uitgesloten dat ik het kentekenbewijs deel II ben verloren."J. Nadere reactie korpsbeheerderDe chef basiseenheid Schiedam Noord deelde bij brief van 26 oktober 1998 namens de korpsbeheerder mee dat het dekkingsbewijs dat door verzoekers zoon aan de politie was getoond, gelijktijdig met de kennisgeving van bekeuring was vernietigd, omdat dit bewijs slechts was bedoeld om vast te stellen dat de auto was verzekerd en omdat het voor de politie geen meerwaarde heeft om dergelijke bewijzen te bewaren.K. Nadere informatie van de RDWDe RDW deelde de Nationale ombudsman bij brief van 28 oktober 1998 onder meer mee:"De Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) artikel 2, eerste lid, verplicht de bezitter van een motorrijtuig en degene aan wie het kenteken voor een motorrijtuig is opgegeven, een verzekering af te sluiten en in stand te houden, indien dat motorrijtuig op een weg wordt geplaatst of daarmee op een weg wordt gereden of indien voor dat motorrijtuig een kentekenbewijs is afgegeven. Een verzekeraar is op grond van artikel 13, eerste lid van de WAM verplicht de dienst Wegverkeer (RDW) binnen 28 dagen in kennis te stellen van het feit, dat door hem een verzekeringsovereenkomst werd gesloten. De RDW houdt (op last van de Minister van Verkeer en Waterstaat) een register aan, het Centraal Register WAM (CRWAM), waarin deze kennisgevingen worden aangetekend. In de situatie van de heer S. betekent dit het volgende. Op 21 februari 1998 wordt S. eigenaar/houder (kentekenhouder) van het motorvoertuig, merk Mazda met kenteken (...). Met ingang van deze datum is de heer S. verantwoordelijk voor het nakomen van onder andere de verzekeringsplicht. Op 24 maart 1998 meldt K. een verzekering aan (...) met als ingangsdatum 21 februari 1998. Op 15 maart 1998 waren deze gegevens nog niet opgenomen in het verzekeringsregister en dus ook niet zichtbaar voor de controlerende instanties. Indien er geen gegevens in het verzekeringsregister zijn opgenomen betekent dit niet dat er geen verzekering is gesloten, maar enkel dat het voertuig niet als verzekerd geregistreerd staat. Oorzaak daarvan kan onder meer zijn een te late aanmelding van een verzekeraar of een onjuistheid in de aangeleverde gegevens. Inzage door de verschillende politiekorpsen in het verzekeringsregister is beperkt tot de actuele registratie van een verzekering. De meldingen die men ter inzage krijgt zijn beperkt tot de ingangsdatum, verzekeraar cq. gevolmachtigd verzekeraar en polisnummer."

Beoordeling

A. Ten aanzien van het opmaken van het proces-verbaal1. De politieambtenaren W. en L. van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond hebben op 15 maart 1998 verzoekers zoon als bestuurder van een auto aangesproken te Schiedam. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat deze ambtenaren proces-verbaal hebben opgemaakt tegen zijn zoon op grond van de onjuiste veronderstelling dat voor de auto van zijn zoon geen wettelijke aansprakelijkheidsverzekering was afgesloten.2. Krachtens artikel 30, vierde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) is een bestuurder van een auto strafbaar indien hij met die auto op een weg rijdt of staat zonder dat er voor die auto een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering is afgesloten (zie

Achtergrond

, onder 1.). Wanneer zo'n aansprakelijkheidsverzekering is afgesloten, moet de verzekeringsmaatschappij hiervan binnen vier weken kennis geven aan de Dienst Wegverkeer (RDW). De RDW neemt dit op in een register en de verzekeringsgegevens hieruit kunnen aan de politie worden verstrekt (zie

Achtergrond

, onder 2.).3. Nadat de politieambtenaren verzoekers zoon hadden aangesproken, hebben zij via de meldkamer van de politie en elektronisch berichtenverkeer met de RDW vernomen dat uit het register van de RDW niet bleek dat de auto waar verzoekers zoon in reed, was verzekerd. Deze controle heeft plaatsgevonden binnen vier weken nadat het kenteken op naam van verzoeker was gezet. Op dat moment was de termijn nog niet verstreken waarbinnen een verzekeringsmaatschappij van het afsluiten van een (eventuele) aansprakelijkheidsverzekering voor de betrokken auto aan de RDW kennis moet geven. Binnen deze termijn van vier weken mag de politie uit het enkele feit dat uit het register van de RDW niet blijkt dat een auto is verzekerd, niet concluderen dat de auto ook inderdaad niet is verzekerd. In deze situatie moeten politieambtenaren die een verkeerscontrole uitvoeren rekening houden met de mogelijkheid dat het gecontroleerde voertuig al wel is verzekerd, maar dat dit nog niet is opgenomen in het register. Gezien het voorgaande was in deze zaak de informatie uit het register op zichzelf onvoldoende om verzoekers zoon aan te merken als verdachte (zie

Achtergrond

, onder 3.) van het rijden in een niet verzekerde auto. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat uit andere feiten of omstandigheden zo'n verdenking tegen de zoon had kunnen worden aangenomen. De betrokken ambtenaren hebben echter verklaard dat zij de verzekeringsgegevens uit het register van de RDW niet konden vertrouwen, en dat verzoekers zoon een plausibele verklaring had afgelegd. In dit verband is ook nog van belang dat verzoekers zoon, naar hij stelt, een groene kaart heeft getoond. Onder deze omstandigheden konden de betrokken ambtenaren verzoekers zoon niet in redelijkheid aanmerken als verdachte.4. Politieambtenaar W. heeft verzoekers zoon tijdens de controle een kennisgeving van bekeuring uitgereikt. Een kennisgeving van bekeuring mag echter alleen worden uitgereikt aan een persoon die kan worden aangemerkt als verdachte van het desbetreffende strafbare feit. Nu verzoekers zoon niet kon worden aangemerkt als verdachte, had hem geen kennisgeving van bekeuring mogen worden uitgereikt. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.5. Het voorgaande betekent niet dat de betrokken ambtenaren in deze situatie niet zouden hebben kunnen besluiten een nader onderzoek in te stellen naar de vraag of de auto was verzekerd. Artikel 34 Wam (zie

Achtergrond

, onder 1.) geeft politieambtenaren de bevoegdheid wanneer uit het register niet blijkt van een verzekering, van degene op wiens naam het kenteken van de auto is gesteld te vorderen om aan te tonen dat niettemin aan de verzekeringsplicht is voldaan. Daarvoor moet een periode worden gegund die niet korter mag zijn dan veertien dagen. Het voorgaande sluit niet uit dat de politie ook de bestuurder kan vragen op vrijwillige basis aan te tonen dat de auto wel is verzekerd. Daarbij past niet het uitreiken van een kennisgeving van bekeuring, maar de politie kan dan wel een zogenoemd toonbriefje uitreiken. Dit briefje houdt een verzoek in om bepaalde - door de politie op het briefje in te vullen - gegevens binnen een bepaalde termijn te tonen aan de politie. De bestuurder moet in dat geval dezelfde actie ondernemen als degene aan wie een vordering ex artikel 34 Wam is gedaan. De redelijkheid gebiedt dat de bestuurder ook hiervoor een periode wordt geboden die niet korter is dan veertien dagen. Het is gezien het voorgaande dan ook onjuist dat verzoekers zoon slechts n week is geboden om een verzekeringsbewijs te tonen. B. Ten aanzien van het zoekmaken van het kentekenbewijs 1. Verzoeker klaagt er verder over dat de politie een deel van het kentekenbewijs van de auto, dat zijn zoon op 15 maart 1998 heeft afgegeven, heeft zoekgemaakt.2. Verzoekers zoon heeft verklaard dat n van de politieambtenaren tijdens de verkeerscontrole het kentekenbewijs deel II van de auto onder zich heeft genomen en dat hij dit kentekenbewijs niet meer heeft teruggekregen. De beide politieambtenaren hebben verklaard dat verzoekers zoon het kentekenbewijs deel II van de auto wel aan n van hen heeft afgegeven, maar dat het direct weer is teruggegeven.3. De lezingen van verzoeker en de betrokken ambtenaren staan op dit punt tegenover elkaar. Uit het onderzoek zijn onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan n van beide lezingen aannemelijker is dan de andere. Dit leidt ertoe dat de Nationale ombudsman met betrekking tot dit punt geen oordeel kan geven.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het Regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond (de burgemeester van Rotterdam), is gegrond ten aanzien van het opmaken van het proces-verbaal, terwijl geen oordeel wordt gegeven over het zoekmaken van het kentekenbewijs. BIJLAGE

Achtergrond

1. Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen Artikel 13, eerste en tweede lid:"1. De verzekeraar is verplicht ten aanzien van de verzekering waartoe deze wet verplicht met betrekking tot een motorrijtuig dat een kenteken behoeft aan de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, kennis te geven van:a. het sluiten van de verzekering; b. de be indiging, de vernietiging en de ontbinding van de verzekering; c. de in artikel 2, derde lid, bedoelde schorsing van de verzekering en de be indiging van die schorsing; d. iedere andere schorsing van de verzekering of van de dekking, alsmede van het einde van die schorsing.2. De Dienst Wegverkeer houdt een register aan waarin de in dat lid genoemde kennisgevingen worden aangetekend, alsmede de door de verzekeraars gedane kennisgevingen, bedoeld in artikel 13a, tweede lid en zesde lid." Artikel 30, vierde lid:"4. De bestuurder van een motorrijtuig die daarmede op een weg rijdt of staat of buiten een weg met een motorrijtuig deelneemt aan het verkeer op een terrein zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig deze wet is gesloten en in stand gehouden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie." Artikel 34:"1. Indien uit het door de Dienst Wegverkeer aangehouden register niet blijkt dat ten aanzien van een motorrijtuig met betrekking waartoe gedurende een bepaald tijdvak een verplichting tot verzekering bestaat of heeft bestaan, gedurende dat tijdvak is voldaan aan de verzekeringsplicht uit hoofde van deze wet, kan een ambtenaar als bedoeld in artikel 37 (onder meer politieagenten; N.o.) van degene, aan wie het kenteken voor dat motorrijtuig is opgegeven, vorderen dat hij aantoont dat niettemin aan de verzekeringsplicht gedurende dat tijdvak voldaan is.2. Degene tot wie de vordering is gericht, kan daaraan voldoen door binnen een nader door de in het eerste lid bedoelde ambtenaar te bepalen termijn, welke echter niet korter mag zijn dan veertien dagen, een van een verzekeraar afkomstig geschrift op een hem opgegeven plaats ter inzage te verstrekken. Uit het geschrift moet blijken dat gedurende het tijdvak de aansprakelijkheid waartoe het motorrijtuig aanleiding kan geven, was gedekt door een verzekering overeenkomstig deze wet. De verzekeraar is gehouden een zodanig geschrift af te geven zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen tien dagen, nadat hem een daartoe strekkend verzoek heeft bereikt.3. Degene die niet aan de in het eerste lid bedoelde vordering voldoet, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. (...)"2. Besluit kennisgevingen aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigenArtikel 3, eerste en derde lid:"1. De kennisgeving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de wet, inzake het sluiten van een verzekering moet ten minste bevatten het kenteken en de laatste vier cijfers van het chassisnummer van het motorrijtuig, de naam van de verzekeraar, het polisnummer en de dagtekening en het jaar van ingang van de dekking, dan wel zodanige aanduidingen, dat de voormelde gegevens hieruit kunnen worden afgeleid.3. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid en die, bedoeld in het tweede lid, moeten binnen vier weken na de datum van ingang van de dekking zijn ingediend." Artikel 7, eerste lid onder c:"1. Het orgaan verstrekt op verzoek schriftelijk inlichtingen omtrent de nakoming van de verplichting tot verzekering, voor zover deze uit de bijgehouden registratie blijkt, aan:c. de personen, belast met de opsporing van de in de wet strafbaar gestelde feiten;"3. Wetboek van StrafvorderingArtikel 27, eerste lid:"1. Als verdachte wordt v rdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit."

Instantie: Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond

Klacht:

Proces-verbaal opgemaakt op grond van onjuiste veronderstelling dat auto niet WA verzekerd was; kentekenbewijs auto zoekgemaakt.

Oordeel:

Geen oordeel