2021/075 Openbaar Ministerie en CJIB leveren onvoldoende maatwerk bij uitvoering schadevergoedingsmaatregel

Rapport

De rechtbank veroordeelde een vrouw en haar toenmalige vriend voor oplichting. De vrouw en haar mededader werden veroordeeld en zij moesten een schadevergoeding van bijna € 30.000 aan de slachtoffers betalen. De vrouw legde zich neer bij de uitspraak. Haar mededader ging tegen de uitspraak in beroep bij het gerechtshof. Het gerechtshof schatte de schadevergoeding veel lager in dan de rechtbank. Dit betekende dat de mededader een lagere schadevergoeding hoefde te betalen.

De veroordeelde daders moesten de schadevergoeding aan het CJIB betalen. Het CJIB wilde dat de vrouw maandelijks een bedrag betaalde. De vrouw gaf aan dat zij dat bedrag niet kon betalen. Daarom verhoogde het CJIB het te betalen bedrag met € 6.000. Ook werd de vrouw hiervoor een aantal dagen gevangen gezet.

De advocaat van de vrouw vroeg het OM en het CJIB om het te betalen bedrag te verlagen. Zij wees daarbij op de manier waarop het CJIB het schadebedrag bij de vrouw inde. Ook wees zij op de lagere schadevergoeding van mededader. Het OM en het CJIB wezen dit verzoek af.

Klacht

Omdat de vrouw het niet eens was met de reactie van het OM en het CJIB, diende zij een klacht in bij de Nationale ombudsman.

Onderzoek Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman onderzocht de manier waarop het CJIB de schadevergoeding bij de vrouw inde. Daarnaast organiseerde hij een deskundigenbijeenkomst. Dit om een beeld te krijgen van wat het voor de vrouw betekende dat de mededader een lagere schadevergoeding kon betalen.

Oordeel

De Nationale ombudsman oordeelde dat het OM en het CJIB niet anders konden dan de uitspraak van de rechtbank te volgen in de zaak van de vrouw.

Daarnaast oordeelde de ombudsman dat het OM en het CJIB de vrouw destijds wel maatwerk konden bieden om het schadebedrag betaald te krijgen. Dat betekent dat de overheid naar maatregelen en oplossingen kon zoeken die rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de burger. Zij had financiële problemen en was bereid te betalen wat zij kon. Dat heeft zij ook vanaf het begin gedaan. Daarom is het onredelijk en onbehoorlijk dat de overheid burgers in deze situatie confronteert met verhogingen. De Nationale ombudsman acht dit deel van de klacht dan ook terecht.

Daarom vraagt de Nationale ombudsman aan het OM en het CJIB om opnieuw te kijken naar het schrappen van de verhoging van € 6.000.