2011/304: Man klaagt dat UWV ten onrechte geen rekening houdt met beslagvrije voet

Rapport

Verzoeker klaagde erover dat het UWV in de tweede helft van 2010 ten onrechte geen rekening had gehouden met de beslagvrije voet.

Door een late medische keuring ontving verzoeker na het verstrijken van de ziektewet periode ongeveer anderhalf jaar een voorschot. Na de keuring kwam verzoeker in aanmerking voor een gedeeltelijke WIA-uitkering.

Het voorschot bleek achteraf te hoog te zijn, waardoor verzoeker een bedrag terug moest betalen.

Verder had verzoeker een schuld bij de Belastingdienst. De Belastingdienst legde in februari 2010 derdenbeslag op verzoekers uitkering en stelde de beslagvrije voet op nihil. Het UWV betaalde de uitkering daarom niet uit maar droeg deze af aan de Belastingdienst.

In maart 2010 vorderde het UWV het teveel uitbetaalde bedrag terug. Ook deelde het mee dat het mogelijk was om een betalingsregeling te treffen. Verzoeker moest dan contact opnemen met het UWV. Omdat verzoeker niet daarop reageerde, stuurde het UWV in april 2010 een herinneringsbrief met een formulier 'inkomen- en vermogensonderzoek' om te kunnen bepalen of er aflossingsruimte was. Op 6 mei 2010 verzond het UWV een laatste aanmaning waarin het ook waarschuwde beslag te zullen leggen bij niet betaling. Verzoeker reageerde evenmin op de laatste twee brieven. Het UWV stelde de beslagvrije voet daarom eveneens op nihil.

Het UWV besloot daarop vanaf juli 2010 de uitkering te verrekenen met de eigen openstaande schuld op verzoeker. De Belastingdienst werd hierover geïnformeerd, verzoeker niet. In augustus en november 2010 nam verzoeker telefonisch contact op met het UWV met vragen over eventuele nabetaling respectievelijk de beslagvrije voet. Tijdens deze contacten is verzoeker evenmin gewezen op het alsnog invullen van het inkomensformulier. In het laatste contact werd naar de Belastingdienst verwezen.

Uiteindelijk kwam het UWV op grond van een in februari 2011 ontvangen inkomensformulier tot de conclusie dat verzoeker een negatieve aflossingscapaciteit had. Met terugwerkende kracht tot februari 2011 werden de inhoudingen ongedaan gemaakt.

De Nationale ombudsman acht de onderzochte gedraging niet behoorlijk wegens schending van het redelijkheidsvereiste. Het UWV had bij het bepalen van de beslagvrije voet alleen gekeken naar de rol van verzoeker en niet naar zijn eigen rol en handelen. Zo wist het UWV bijvoorbeeld dat verzoeker op dat moment geen aflossingscapaciteit had omdat het UWV de gehele uitkering al inhield en afdroeg aan de Belastingdienst.

Aanbeveling: alsnog met terugwerkende kracht tot juli 2010 een inkomens- en vermogenstoets verrichten en, indien verzoeker geen aflossingscapaciteit blijkt te hebben, de ingehouden bedragen alsnog uitbetalen.

Instantie: UWV Leeuwarden

Klacht:

over de periode juli tot en met december 2010 ten onrechte geen rekening gehouden met de beslagvrije voet

Oordeel:

Gegrond