2011/129: Moeder klaagt over bejegening raadonderzoeker inzake uithuisplaatsing pasgeboren dochter

Rapport

Het pas geboren dochtertje van verzoekster werd met spoed uit huis geplaatst, omdat de vader van de dochter, met wie verzoekster samenwoonde, zich bij zijn andere kinderen schuldig had gemaakt aan ernstige kindermishandeling. De Raad voor de Kinderbescherming wilde geen risico lopen dat dit het dochtertje ook zou overkomen. Verzoekster klaagde erover hoe zij hierna door de raadsonderzoeker van de Raad werd bejegend. Deze had volgens haar geen oog voor haar positie.

De Nationale ombudsman oordeelde in dit rapport over de behoorlijkheid van het handelen van de raadsonderzoeker. Over de voorafgaande spoeduithuisplaatsing van verzoeksters dochtertje oordeelde hij niet, omdat de rechter hiervoor een machtiging had verleend. Dit zijn rechterlijke beslissingen. De Nationale ombudsman dient van de juistheid ervan uit te gaan.

De No overwoog allereerst dat hij de stringente aanpak van de Raad begrijpelijk achtte gezien het verleden van de vader van de dochter. Anderzijds besefte de No de ernst van de situatie waarin verzoekster was terechtgekomen door te worden gescheiden van haar pas geboren dochter. Desalniettemin wordt van de Raad verwacht dat hij bij zijn taken het belang van het kind voorop stelt. Hierbij dient oog te zijn voor de positie van de ouders, maar kan het begrip niet verder gaan dan wat goed is voor een kind. Voorts behoort de Raad zich primair bezig te houden met onderzoek naar de situatie van het kind en verleent hij verder geen hulp aan de ouders of andere betrokkenen.

Uit onderzoek bleek dat verzoekster na scheiding van haar dochter contacten had met de vader. Dit verzweeg zij in eerste instantie aan de Raad. Ook was zij onduidelijk over haar bekendheid met het verleden van de vader. Hoewel verzoekster daar vanwege bepaalde omstandigheden rechtvaardiging voor had, kon de Raad het zich gezien de ernst van de situatie niet veroorloven om flexibel te zijn ten aanzien van deze contacten en kon het niet anders dan stringent optreden. De No sloot niet uit dat de raadsonderzoeker daarbij soms te persoonlijk of iets te gedreven op verzoekster overkwam. Echter, gezien de ernst van de situatie, de contacten tussen verzoekster en de vader en de risico's die het dochtertje liep, achtte de No deze kritiek niet voldoende om de klacht gegrond te achten.

Er is gehandeld conform het vereiste van correcte bejegening. De No achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

Klachtbehandeling

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming (regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord)

Klacht:

wijze van bejegening door raadsonderzoeker

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming (regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord)

Klacht:

meerdere klachtonderdelen niet door regiodirecteur beoordeeld vanwege gebrek aan informatie, zonder vooraf mee te delen dat hij onvoldoende informatie had

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming (regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord)

Klacht:

klacht over inzage in verzoeksters dossier niet gegrond verklaard

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming (regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord)

Klacht:

pas op 7 december 2007 verzoeksters klacht van 2 juli 2007 afgedaan

Oordeel:

Gegrond