2010/256

Rapport

Het LBIO had vanaf december 2005 de inning van de kinderalimentatie bij verzoeker overgenomen. Omdat verzoeker met zijn ex-partner overeenstemming had bereikt over de berekening van de openstaande vordering, liet het LBIO weten de inning per juni 2009 te beëindigen. Het LBIO en verzoeker waren het echter oneens over de afrekening: beiden waren van mening dat zij een vordering hadden op de andere partij.

Verzoeker klaagde er dan ook over dat het LBIO ten onrechte van uit ging dat het een vordering op hem had bij de eindafrekening ter beëindiging van de inning van kinderalimentatie. Verder klaagde hij erover dat het LBIO onbegrijpelijk en nalatig was geweest in de communicatie naar hem toe en dat het afspraken niet was nagekomen.

De No oordeelde dat de vordering van het LBIO op verzoeker juist was en dat het LBIO daarmee in overeenstemming handelde met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. Het LBIO had in de correspondentie naar verzoeker toe echter onnauwkeurige en verwarrende informatie verstrekt over de eigen vordering en handelde daarmee in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De No oordeelde dat de lezingen over de toezegging dat verzoeker een leidinggevende van het LBIO te spreken zou krijgen, uiteen liepen. De No onthield zich van een oordeel op dat punt.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Er ten onrechte van uit gegaan een vordering te hebben op verzoeker .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Onbegrijpelijk en nalatig geweest in de communicatie.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Toezegging niet nagekomen.

Oordeel:

Geen oordeel