2007/166

Rapport

Door een verschrijving van verzoeker bij het opgeven van zijn rekeningnummer aan de Belastingdienst werd een voor hem bestemde teruggaaf gestort op de rekening van een derde. De Belastingdienst deed zonder succes een tweetal pogingen om het bedrag van de derde terug te vorderen. Direct na de tweede poging van de Belastingdienst verzocht verzoeker hem de naam- en adresgegevens van de derde te verstrekken zodat hij zelf kon proberen het geld terug te vorderen. Hij moest echter nog enige weken op de verstrekking wachten omdat de behandelend ambtenaar wegens vakantie afwezig was.

Verzoeker klaagde erover dat de Belastingdienst hem pas na de vakantie van de behandelend ambtenaar de gegevens kon verstrekken.

De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst had gehandeld in strijd met het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen nu hij geen regeling had getroffen waardoor de informatievoorziening aan verzoeker was gewaarborgd ook tijdens de vakantie van de behandelend ambtenaar.

De Nationale ombudsman overwoog ten overvloede dat de Belastingdienst de gegevens direct, met voorbijgaan aan de door de Belastingdienst te ondernemen terugvorderingspogingen, aan verzoeker had moeten verstrekken als deze daarom uitdrukkelijk had gevraagd. De Belastingdienst beriep zich voor diens andersluidende standpunt ten onrechte op de geheimhoudingsplicht. De geheimhoudingsplicht stond naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet in de weg aan de directe verstrekking aan verzoeker op diens uitdrukkelijk verzoek. Hetzelfde gold, zo overwoog de Nationale ombudsman, voor de Wet Bescherming persoonsgegevens.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst had gehandeld in strijd met het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen en achtte de klacht gegrond.

De Nationale ombudsman deed de aanbeveling aan de minister van Financiën te bevorderen dat de Belastingdienst de naam- en adresgegevens van de derde in voorkomende gevallen op uitdrukkelijk verzoek direct verstrekt aan de rechthebbende op een teruggaaf.

Instantie: Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Nijmegen

Klacht:

Pas op 14 augustus 2006 naam en adres gegeven van houder van giro- of bankrekening waarop in mei 2006 het voor verzoeker bedoelde bedrag van teruggaaf op voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2005 is gestort .

Oordeel:

Gegrond