2001/099

Rapport

Verzoeker, een participatiegroep van bewoners, klaagt erover dat het regionale politiekorps Kennemerland vanaf juli 1999 niet voldoende is opgetreden tegen overtreders van het inrijverbod op een weg in Nieuw Vennep. Verzoeker stelt daarbij dat de chef van dit korps ook het in zijn brief van 29 oktober 1999 toegezegde voornemen om vanaf 1 oktober 1999 twee uur per week te controleren niet is nagekomen.

Verzoeker klaagt verder over de wijze waarop de korpschef van het regionale politiekorps Kennemerland zijn bij brief van 10 augustus 1999 ingediende klacht heeft afgedaan. Verzoeker klaagt er met name over dat de korpschef in zijn afhandelingsbrief van 29 oktober 1999:

- het door verzoeker gedane verzoek omtrent het aantal uren dat de politie zou moeten controleren op naleving van het inrijverbod, heeft teruggebracht naar twee uur per week zonder dit nader te motiveren;

- pas aan verzoeker heeft laten weten dat de politie zich naar aanleiding van zijn klacht vanaf 1 oktober 1999 heeft voorgenomen om twee uur per week te controleren;

- ondanks uitdrukkelijk verzoek om de klacht via de klachtenregeling af te doen, geen concreet oordeel heeft gegeven over de klacht.

Beoordeling

I. Algemeen

1. De gemeente Haarlemmermeer heeft in juli 1999 op de H. verkeersborden geplaatst op grond waarvan een inrijverbod voor vrachtwagens op deze weg van kracht is geworden. Dit inrijverbod geldt niet voor bestemmingsverkeer. De reden van deze afsluiting is, naast voorkoming van geluids- en milieu-overlast, onder meer voorkoming van de schade die het zware verkeer aanricht aan de vooroorlogse woningen aan de H.

Verzoeker is een participatiegroep van bewoners aan de H., die onder meer de leefbaarheid van het wonen aan deze weg behartigt.

De H. is gelegen binnen het werkgebied van het basisteam Zuid van het district Haarlemmermeer van het regionale politiekorps Kennemerland.

2. Eén van de taken van de politie betreft de controle van de naleving van verkeersvoorschriften en het - waar nodig - optreden ter handhaving van die voorschriften. De mogelijkheden van de politie om deze taak uit te voeren zijn echter niet onbeperkt. Bij het nemen van een beslissing om wel of niet te reageren op een melding of een verzoek van een burger om controle of bijstand, dient de politie prioriteiten te stellen. Zij dient daartoe een aantal factoren tegen elkaar af te wegen, zoals de ernst en de spoedeisendheid van de betreffende melding of het verzoek, de capaciteit van de politie op dat moment, het aantal overige meldingen en het belang daarvan en de overige werkzaamheden. In dit verband is onder meer het beleidsplan van het betrokken politiekorps van belang. Uit het beleidsplan 1999 van het regionale politiekorps Kennemerland blijkt dat de prioriteit op het gebied van het verkeer van het basisteam Zuid van het district Haarlemmermeer vooral ligt bij de verkeersveiligheid, in het bijzonder letselongevallen, alcohol, snelheid en agressief verkeersgedrag (zie Bevindingen, onder G.2.1.).

II. Met betrekking tot het optreden tegen overtreders van het inrijverbod

1. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Kennemerland vanaf juli 1999 niet voldoende is opgetreden tegen overtreders van het inrijverbod op de H. in Nieuw Vennep. Verzoeker stelt daarbij dat de chef van het korps ook het in zijn brief van 29 oktober 1999 toegezegde voornemen, om vanaf 1 oktober 1999 twee uur per week te controleren, niet is nagekomen.

2.1. De korpsbeheerder neemt op deze klacht het standpunt in dat verzoeker hierin niet ontvankelijk is voor zover de klacht zich richt tegen de prioriteiten die de politie heeft gesteld bij de uitoefening van haar werkzaamheden. Hoewel het in deze zaak geen onwil van de politie betreft, lijkt het hem geen zaak dat een participatiegroep of een andere persoon of groep personen zal uitmaken hoeveel uren een politieorganisatie moet spenderen aan een bepaalde controle.

Voor zover de klacht van verzoeker zich richt tegen de mededeling van de korpschef dat hij het voornemen om vanaf 1 oktober 1999 twee uur per week te controleren niet is nagekomen, acht de korpsbeheerder de klacht niet gegrond. De korpsbeheerder merkt hierbij op dat de korpschef niet heeft toegezegd dat in deze periode ook daadwerkelijk twee uren per week zal worden gecontroleerd. Gelet op de taak die de politie heeft en de prioriteiten die daarbij moeten worden gesteld, is het volgens de korpsbeheerder reëel om een toezegging met deze inhoud te doen. Hoewel de korpsbeheerder het betreurt dat het toegezegde aantal controle-uren niet volgens de planning is verlopen, is hij van mening dat de toezegging van de korpschef is nagekomen nu is gebleken dat de politie in de maanden oktober, november en december 1999 op verschillende dagen daadwerkelijk heeft toegezien op de naleving van het inrijverbod.

De korpsbeheerder raadde verzoeker aan om het contact met de teamleiding van het betreffende district op goede wijze te onderhouden, omdat verzoeker hiermee een positiever resultaat zou bereiken dan met het aandragen van zuiver ondermaats cijfermateriaal.

2.2. De korpsbeheerder deelde voorts mee dat binnen het regionale politiekorps Kennemerland inmiddels een verkeershandhavingsteam is samengesteld, dat - zij het incidenteel - meer tijdruimte biedt voor het plaatselijke basisteam om andere controles uit te voeren, waaronder de controle op het inrijverbod voor vrachtwagens op de H.

3.1. De politie heeft in beginsel de vrijheid om, binnen de door haar te stellen prioriteiten in het kader van de aan haar opgedragen werkzaamheden, te bepalen wanneer zij optreedt tegen overtredingen. Voor de beoordeling van de wijze waarop de regiopolitie Kennemerland in de maanden juli, augustus en september 1999 van die vrijheid gebruik heeft gemaakt, is het volgende van belang.

Uit de toegestuurde mutaties (zie Bevindingen, onder C.2.3.) is gebleken dat politieambtenaar S. verzoeker op 15 juli 1999 heeft toegezegd dat de politie de komende veertien dagen, dus tot eind juli 1999, af en toe een kleine controle zou houden en de vrachtwagenchauffeurs zou waarschuwen. Verder is uit de mutaties gebleken dat tot eind juli één controle van een uur is uitgevoerd op de H., waarbij de overtredende vrachtwagenchauffeurs zijn gewaarschuwd.

Voorts bleek uit de mutaties dat ambtenaren van het regionale politiekorps Kennemerland in de maanden augustus en september 1999 vijf keer een controle op de H. hebben uitgevoerd van in totaal zes uren en een kwartier. Dit kostte de politie acht en half mensuren. Deze controles hebben geresulteerd in 32 processen-verbaal en twee waarschuwingen.

Uit de door de plaatsvervangend chef IJ. van het district Haarlemmermeer van het regionale politiekorps Kennemerland opgemaakte rapportage van 13 oktober 1999 (zie Bevindingen, onder C.2.2.) is voorts aannemelijk geworden dat verzoeker is ingelicht over de prioriteiten van de politie.

3.2. Het ongenoegen van verzoeker over het optreden van de regiopolitie Kennemerland tegen de overtredingen die door vrachtverkeer in de H. worden gepleegd is begrijpelijk. Niettemin ziet de Nationale ombudsman onvoldoende reden voor kritiek op dit punt. Het is begrijpelijk dat de politie Kennemerland er, in het kader van het prioriteitenbeleid waartoe zij is gedwongen, voor heeft gekozen om het verzoek van verzoeker een lagere prioriteit te geven. Niettemin heeft de politie Kennemerland in de maanden juli, augustus en september 1999 zes keer een controle uitgevoerd van in totaal zeven en half uren.

In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.

4.1. Met betrekking tot het klachtonderdeel over het voornemen van de korpschef om vanaf 1 oktober 1999 twee uur per week te controleren wordt het volgende overwogen.

Uit de toegestuurde mutaties is gebleken dat ambtenaren van het regionale politiekorps Kennemerland in de maanden oktober, november en december 1999 zes keer een controle op de H. hebben uitgevoerd, van in totaal in ieder geval vier uren. Dit kostte de politie in ieder geval zes en half mensuren. Bij deze controles zijn 18 overtredingen geconstateerd, waarbij zeven processen-verbaal zijn opgemaakt.

Naast de toezegging van de korpschef om vanaf 1 oktober 1999 tot 31 december 1999 per week twee uren controle te plannen op de naleving van het verbod, is verder uit de door de plaatsvervangend chef IJ. van het district Haarlemmermeer van het regionale politiekorps Kennemerland opgemaakte rapportage van 13 oktober 1999 gebleken dat verzoeker op 15 september 1999 eveneens is toegezegd dat structureel uren voor de controles zouden worden ingepland.

4.2. Evenals hiervóór, onder 3.1. is gesteld, geldt in beginsel ook ten aanzien van dit klachtonderdeel dat de politie de vrijheid heeft om, binnen de door haar te stellen prioriteiten in het kader van de aan haar opgedragen werkzaamheden, te bepalen wanneer zij optreedt tegen overtredingen.

Echter, gezien de concrete toezegging van de korpschef omtrent het aantal geplande controle-uren, moet gelet op de daadwerkelijk uitgevoerde controle-uren worden geoordeeld dat de korpschef zijn aan verzoeker kenbaar gemaakte voornemen, om vanaf 1 oktober 1999 twee uur per week te controleren, niet is nagekomen.

Dit is niet juist.

Hierbij merkt de Nationale ombudsman nog op dat het hiervóór, onder II.2.1 genoemde advies van de korpsbeheerder aan verzoeker niet passend is en bovendien feitelijke grondslag mist, omdat verzoeker al op 18 juni 1999 met een ambtenaar van het regionale politiekorps Kennemerland de afspraak heeft gemaakt om ook zelf gegevens te verzamelen met betrekking tot de overtredingen (zie Bevindingen, onder C.2.3.1).

Dit brengt de Nationale ombudsman vervolgens tot de opmerking dat uit het onderzoek is gebleken dat niet erg creatief is omgegaan met de door verzoeker aangedragen gegevens, waardoor het begrijpelijk is dat verzoeker zich niet serieus genomen heeft gevoeld.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

III. Met betrekking tot de afhandeling van de klacht

1. Verzoeker klaagt verder over de wijze waarop de korpschef van de regiopolitie Kennemerland zijn bij brief van 10 augustus 1999 ingediende klacht bij brief van 29 oktober 1999 heeft afgedaan.

2.1. Hij klaagt er in de eerste plaats over dat de korpschef in zijn afhandelingsbrief het door verzoeker gedane verzoek omtrent het aantal uren dat de politie zou moeten controleren op naleving van het inrijverbod, heeft teruggebracht naar twee uur per week zonder dit nader te motiveren.

Verzoeker deed in zijn klachtbrief het verzoek om dringend te bevorderen de eerstkomende drie maanden gedurende minimaal acht uren per week zichtbaar te controleren.

2.2. Eén van de vereisten van behoorlijke klachtbehandeling is dat het oordeel over de onderzochte gedraging wordt gemotiveerd. Deze motivering moet kenbaar en begrijpelijk zijn en dient de te nemen beslissing te kunnen dragen. Dit betekent dat alle relevante feiten, omstandigheden en argumenten in de overweging moeten worden betrokken, zodat recht wordt gedaan aan alle betrokkenen.

2.3. De korpschef heeft in zijn afhandelingsbrief aan verzoeker meegedeeld dat nader overleg met de teamchef van het basisteam Haarlemmermeer-Zuid ertoe heeft geleid dat deze van 1 oktober 1999 tot 31 december 1999 per week twee uren controle op de naleving van het verbod zou plannen. Hij heeft daarbij niet gemotiveerd aangegeven om welke reden het verzoek van verzoeker niet kon worden gerealiseerd. Dit is in strijd met het hiervóór, onder 2.2. genoemde vereiste.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

3.1. Verzoeker klaagt er verder over dat de korpschef pas in zijn afhandelingsbrief aan verzoeker heeft laten weten dat de politie zich naar aanleiding van zijn klacht vanaf 1 oktober 1999 heeft voorgenomen om twee uur per week te controleren.

3.2. Ingevolge het derde lid van artikel 8 van de klachtenregeling politie Kennemerland dient de korpschef uiterlijk twaalf weken na ontvangt te beslissen op de klacht (zie Achtergrond, onder 1.).

3.3. De korpsbeheerder neemt op dit punt het standpunt in dat de mededeling van de korpschef niet te laat is gedaan, omdat de beslissing is verzonden binnen de op grond van de klachtenregeling geldende termijn van twaalf weken. Dat de toezegging om vanaf 1 oktober 1999 te controleren eerst bij beslissing van 29 oktober 1999 is meegedeeld, geeft volgens de korpsbeheerder aan dat de klacht serieus is genomen.

3.4. De korpschef heeft bij de klachtafhandeling voldaan aan de hiervóór, onder 3.2. gestelde afhandelingstermijn. Nu verzoeker tijdens het onderzoek verder niet nader heeft onderbouwd om welke reden het voor hem bezwarend was dat hij pas op 29 oktober 1999 op de hoogte is gebracht van het voornemen om per 1 oktober 1999 te controleren, kan de gedraging van de korpschef de toets der kritiek doorstaan.

De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.

4.1. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat de korpschef in zijn afhandelingsbrief, ondanks zijn uitdrukkelijk verzoek om de klacht via de klachtenregeling af te doen, geen concreet oordeel heeft gegeven over de klacht.

Nadat de korpschef in zijn afhandelingsbrief de geplande maatregelen had opgesomd, deelde hij in deze brief aan verzoeker mee dat hij zich gelet op de aard van de klacht zou onthouden van een uitspraak omtrent de gegrondheid ervan.

4.2. Ingevolge het vierde lid van artikel 11 van de klachtenregeling politie Kennemerland dient de beslissing van de korpschef over de klacht een oordeel te omvatten omtrent de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de gedraging (zie Achtergrond, onder 2.).

4.3. De korpsbeheerder neemt op dit punt het standpunt in dat, ondanks hetgeen is gesteld in artikel 11 van de klachtenregeling, de korpschef zich kan onthouden van een oordeel. Dit omdat de korpschef in zijn afhandelingsbrief aan verzoeker te kennen heeft gegeven dat zijn klacht zich niet richt tegen een bepaalde medewerker van het korps, maar op het niet of niet voldoende handhaven van een inrijverbod.

De korpsbeheerder deelt verder mee dat de korpschef verzoeker vervolgens een toezegging heeft gedaan en hem heeft verzocht om goed contact te onderhouden met de betreffende teamleiding van het korps.

Ten slotte is de korpsbeheerder op dit punt van oordeel dat het inrijverbod waarop de klacht betrekking had nog geen maand van kracht was, waardoor de politie zich op basis van de bevindingen met dit verbod nog moest beraden over de door haar te volgen werkwijze.

4.4. Ongeacht hetgeen is gesteld in artikel 11 van de klachtenregeling kan zich de situatie voordoen dat de korpschef zich van een oordeel over een klacht moet onthouden. Een dergelijke situatie doet zich met name voor wanneer de lezingen van verzoeker en de betrokken ambtenaren over hetgeen is gebeurd tegenover elkaar staan en niet valt te achterhalen welke van deze lezingen meer aannemelijk is dan de andere. Het feit dat het inrijverbod nog geen maand van kracht was, was geen omstandigheid op grond waarvan de korpschef zich van een oordeel over de gegrondheid of ongegrondheid van de klacht had moeten onthouden, te meer gezien het niet weersproken uitdrukkelijke verzoek van verzoeker om een beoordeling en het ontbreken van de hiervoor genoemde motivering in de brief van de korpschef. Het is dan ook niet juist dat de korpschef geen oordeel heeft gegeven over de klacht. Dat de klacht zich niet richt tegen een medewerker van dit korps doet hieraan niet af.

De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Kennemerland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland (de burgemeester van Haarlem), is gegrond, behalve ten aanzien van het vanaf juli 1999 niet voldoende optreden tegen overtreders van het inrijverbod en ten aanzien van het tijdstip van mededelen dat de politie zich vanaf 1 oktober 1999 heeft voorgenomen om twee uur per week te controleren; op deze punten is de klacht niet gegrond.

Met instemming is kennisgenomen van de mededeling van de korpsbeheerder dat binnen het regionale politiekorps Kennemerland inmiddels een verkeershandhavingsteam is samengesteld, dat - zij het incidenteel - meer ruimte biedt voor het plaatselijke basisteam om andere controles uit te voeren, waaronder de controle op het inrijverbod voor vrachtwagens op de H.

Onderzoek

Op 7 december 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van participatiegroep H. te Nieuw Vennep, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Kennemerland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland (de burgemeester van Haarlem), werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Haarlem over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens zijn aan de korpsbeheerder nadere vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. Feiten

1. De gemeente Haarlemmermeer plaatste in juli 1999 op de weg H. verkeersborden op grond waarvan een inrijverbod voor vrachtwagens van kracht werd. Dit inrijverbod geldt niet voor bestemmingsverkeer.

Verzoeker is een participatiegroep van bewoners aan de H., die onder meer de leefbaarheid van het wonen aan deze weg behartigt.

De H. valt binnen het werkgebied van het basisteam Zuid van het district Haarlemmermeer van het regionale politiekorps Kennemerland.

2. Bij brief van 10 augustus 1999 diende verzoeker een klacht in bij de korpschef van het regionale politiekorps Kennemerland. Deze klachtbrief hield onder meer het volgende in:

"Sinds 14 juli 1999 is de H. te Nw-Vennep op het gedeelte liggend tussen de Z. en de N. afgesloten voor doorgaand vrachtverkeer.

De afsluiting is aangegeven middels een 9 tal verbodsborden vrachtverkeer, onder vermelding van de tekst; 'Met uitzondering van bestemmingsverkeer'. Reden voor deze afsluiting vormt naast de geluids- en milieu-overlast ondermeer de schade, die het doorgaande zware vrachtverkeer aanricht aan de voornamelijk vooroorlogse woningen, welke aan deze weg liggen. Direct na bekendmaking van het desbetreffende besluit eind mei 1999 door het college van B en W verschenen in de lokale pers berichten over een negatief advies, dat de politie had uitgebracht aangaande de voorgenomen afsluiting.

Handhaving van dit verkeersbesluit zou volgens de politie zeer moeilijk zijn, omdat er een uitzondering werd gemaakt voor bestemmingsverkeer.

(...) de participatiegroep (heeft) korte tijd later naar aanleiding van deze persberichten een bezoek gebracht aan de heer S., teamchef van basisteam Zuid, waaronder Nw-Vennep ressorteert.

Tijdens dit gesprek heeft (...) de participatiegroep zijn bezorgdheid geuit aangaande de handhaving van de bedoelde verkeersmaatregel na het bekend worden van dit negatieve politieadvies.

Genoemde inspecteur zegde ons toe bereid te zijn de eerste maanden na plaatsing van de verbodsborden controles uit te voeren op de naleving van het inrijverbod voor vrachtauto's op genoemde Hoofdweg, zeker wanneer zou blijken, dat het verbod meer dan incidenteel werd genegeerd.

Sinds 14 juli 1999, de dag waarop de verbodsborden werden geplaatst, zijn door aanwonenden tellingen gehouden van vrachtwagens, die het inrijverbod negeerden. Ook zijn gesprekken gevoerd met 5 chauffeurs die de verbodsbepaling hadden genegeerd.

Uit de tellingen bleek, dat gemiddeld per werkdag tussen de 70 en 100 vrachtwagens de verbodsbepaling negeerden, waarbij de piek lag op werkdagen tussen 06.30 uur en 09.00 uur en op vrijdag tussen 06.30 uur en 14.00 uur.

Alle 5 chauffeurs waarmee werd gesproken, waren op de hoogte van de verbodsbepaling, en namen bewust het risico van een proces-verbaal.

Ook hebben omwonenden tussen 14 juli en heden slechts 1 maal mogen constateren, dat de politie zich met handhaving van het inrijverbod bezighield.

Een motoragent hield gedurende een tweetal uren diverse overtreders staande, zonder volgens genoemde omwonenden overigens verbaliserend te zijn opgetreden.

Eind juli 1999 is de heer S. van onze bevindingen op de hoogte gesteld.

Hij deelde ons ondanks eerdere afspraken mee, niet bereid te zijn tot handhaving over te gaan, alvorens de gemeente aanvullende bebording zou hebben geplaatst, waarop weggebruikers wordt gewezen op de verbodsbepaling.

Onze klacht richt zich op het ontbreken van handelend optreden tegen het massaal negeren van het sinds 14 juli 1999 ingestelde inrijverbod voor doorgaand vrachtverkeer op de H., tussen Z. en N. te Nieuw-Vennep door politieagenten van het basisteam Zuid. Niet alleen worden aanwonenden hiermee zowel in hun persoonlijke als ook in hun zakelijke belangen geschaad, maar ook wordt de politie als wetshandhaver ongeloofwaardig.

Teneinde te voorkomen, dat omwonenden zelf maatregelen tegen de voortdurende overlast van vrachtwagens gaan ondernemen waaronder, met inachtneming van artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering, aanhouding bij heterdaad van vrachtwagenchauffeurs, die het inrijverbod negeren, verzoekt de participatiegroep U dringend, te bevorderen, dat de eerstkomende drie maanden gedurende minimaal 8 uren per week, zichtbaar wordt gecontroleerd op naleving van genoemd inrijverbod. Bij voorkeur vinden deze controles plaats op ma t/m do tussen 06.30 uur en 09.00 uur en op vrijdag tussen 06.30 uur en 14.00 uur."

3. Nadat op 14 september 1999 een gesprek plaatsvond tussen verzoeker en de plaatsvervangend chef van het district Haarlemmermeer, de heer IJ., reageerde de korpschef van het regionale politiekorps Kennemerland bij brief van 29 oktober 1999 onder meer als volgt:

"Nader overleg met de teamchef van het basisteam Haarlemmermeer-Zuid heeft ertoe geleid dat deze ingaande 1 oktober 1999 (tot 31 december a.s.) per week 2 uren controle op de naleving van het verbod zal plannen. Deze uren moeten overigens uit andere geplande items worden gehaald.

De medewerkers van het team Zuid zijn er voorts op gewezen, ook tijdens surveillances, verbaliserend op te treden tegen overtredingen van het verbod.

De afdeling Verkeersadvisering van het district is in contact getreden met de afdeling Openbare Werken van de gemeente Haarlemmermeer voor een goede verwijzing m.b.t. de alternatieve routes voor vrachtverkeer in Nieuw-Vennep.

Met het door u genoemde bedrijf X wordt, of is reeds apart contact opgenomen.

Ik ga er vanuit dat dit alles zal bijdragen tot het terugdringen van de hoeveelheid vrachtverkeer over de H., waardoor het woongenot in uw omgeving weer zal toenemen.

Ik verzoek u in de komende periode (tot 31 december a.s.) goed contact te onderhouden met de teamleiding in Nieuw-Vennep over de effecten van bovenstaand optreden.

Uw klacht heeft geleid tot bovenstaande maatregelen. Gelet op de aard van de klacht zal ik mij in deze onthouden van een uitspraak omtrent de gegrondheid ervan."

4. Hierop diende verzoeker bij brief van 23 november 1999 een klacht in bij de beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland. Deze klachtbrief hield onder meer het volgende in:

"Op 10-08-99 is door de participatiegroep H. te Nw-Vennep een klacht ingediend bij de korpschef over het niet dan wel onvoldoende handhaven van een medio juli 1999 ingesteld inrijverbod.

Op 03 november 1999 (datum van ontvangst door verzoeker; N.o.) werd de klacht schriftelijk afgedaan door genoemde korpschef.

Wij maken bezwaar tegen de afdoening en wel op onderstaande punten;

1. Hoewel door ons een onderbouwd verzoek werd gedaan aangaande het aantal uren, dat ons inziens minimaal besteed diende te worden aan controle op naleving van het inrijverbod, is dit aantal zonder nadere toelichting teruggebracht tot 2 uur per week.

Een dergelijke geringe inspanning zal naar onze overtuiging nooit leiden tot een acceptabele vermindering van het aantal overtredingen op genoemd inrijverbod.

2. Eerst op 03 november 1999 bereikt ons het voornemen van de politie, naar aanleiding van onze klacht, vanaf 01 oktober 1999 een tweetal uren per week handhavend op te treden.

3. Inventarisatie onder de aanwonenden leert, dat in de periode liggend tussen 01-10-99 en 23-11-99 geen enkele statische controle is waargenomen, en dus ook mogelijkerwijs niet heeft plaatsgevonden, hetgeen in tegenspraak is met de inhoud van de gewraakte brief.

4. Hoewel zowel telefonisch als schriftelijk uitdrukkelijk is gevraagd, onze brief d.d. 10-08-1999 als klacht conform de bestaande klachtenregeling af te doen, verzuimt de korpschef een uitspraak te doen omtrent de gegrondheid van de geuite klacht.

De praktijk wijst uit, dat mogelijkerwijs tussen 01-10-99 en heden toch uitgevoerde controles bepaald niet hebben geleid tot een vermindering van de overlast welke het doorgaand vrachtverkeer in onze woonomgeving veroorzaakt."

B. Standpunt verzoeker

Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder Klacht.

C. Standpunt korpsbeheerder

1. De beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland neemt het volgende standpunt in:

"Met betrekking tot de onderdelen van de klacht en de gegrondheid daarvan, deel ik de mening van de onafhankelijke Politieklachtencommissie regio Kennemerland, die in deze onlangs een onderzoek heeft ingesteld.

De uitkomst van dat onderzoek doe ik u hierbij in kopie toekomen.

Mijns inziens gaat het in het onderhavige geval hoofdzakelijk om een beleidskwestie, waarbij de 'participatiegroep' (...) graag meer politiecontrole wil.

Het betreft in deze geen onwil van de politie Haarlemmermeer (team Zuid); doch anderzijds lijkt het mij geen zaak dat een participatiegroep of een ander persoon of groep personen (buiten de politieorganisatie) exact gaat uitmaken hoeveel uren een politieorganisatie moet spenderen aan een bepaalde controle of controles.

De door genoemde politieklachtencommissie gedane aanbeveling om 'op de daarvoor in aanmerking komende wegen verwijzingsborden te plaatsen, zodat bestuurders van vrachtauto's tijdig worden geattendeerd op het ter plaatse geldende inrijverbod' onder de aandacht te brengen van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer, heb ik overgenomen en daar gevolg aan gegeven.

Tevens deed ik, door tussenkomst van de districtschef Haarlemmermeer van de regiopolitie Kennemerland, een aanbeveling toekomen aan de chef van het politiebasisteam Haarlemmermeer-Zuid, waaronder Nieuw-Vennep valt, om, wanneer personeel van dat team extra tijd kan vrijmaken voor gerichte controles op genoemd inrijverbod, hieraan gevolg te geven."

2. Bij zijn standpunt voegde de korpsbeheerder afschriften van onder meer het advies van de politieklachtencommissie van het regionale politiekorps Kennemerland van 3 februari 2000, een door de plaatsvervangend chef IJ. van het district Haarlemmermeer van het regionale politiekorps Kennemerland opgemaakte rapportage van 13 oktober 1999, en door verschillende politieambtenaren opgemaakte mutaties van onder meer 18 juni, 15 en 19 juli, 9, 13, 20 en 26 augustus, 1 september, 19 en 25 oktober, en 10, 16 en 23 december 1999.

2.1. In het advies van de politieklachtencommissie van 3 februari 2000 is onder meer het volgende opgenomen:

"De gemeente Haarlemmermeer plaatst in juli 1999 op de H. verkeersborden op grond waarvan een inrijverbod voor vrachtwagens van kracht wordt. Dit inrijverbod geldt niet voor bestemmingsverkeer. Verwijzingsborden die het verkeer attenderen op dit inrijverbod worden niet geplaatst.

Klager constateert dat dit inrijverbod veelvuldig wordt overtreden.

Hij dient hierover bij brief van 10 augustus 1999 een klacht in bij de korpschef waarbij hij verzoekt om de eerstkomende 3 maanden minimaal 8 uur per week te controleren op de naleving van dit inrijverbod.

De korpschef deelt klager in zijn beslissing van 29 oktober 1999 mee dat met ingang van 1 oktober tot 31 december 1999 per week twee uren controle zijn gepland op de naleving van dit verbod en dat tegen overtredingen verbaliserend zal worden opgetreden.

II. Ten aanzien van de onderdelen van de klacht:

1. de mededeling dat de politie met ingang van 1 oktober tot 31 december 1999 per week 2 uren zal plannen voor de controle op de naleving van het inrijverbod en het tijdstip waarop deze mededeling is gedaan:

De commissie merkt in de eerste plaats op dat voor zover de klacht zich richt tegen de prioriteiten die de politie zich stelt bij de uitoefening van haar werkzaamheden klager in zijn klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De commissie is niet bevoegd om hierover een oordeel te geven.

De commissie stelt vast dat de korpschef klager bij zijn beslissing van 29 oktober 1999 heeft meegedeeld dat in de periode van 1 oktober tot 31 december 1999 per week 2 uren controle zal worden gepland op de naleving van het inrijverbod.

De commissie merkt op dat de korpschef niet heeft toegezegd dat in deze periode ook daadwerkelijk 2 uren per week wordt gecontroleerd. Gelet op de taak die de politie heeft en de prioriteiten die daarbij voortdurend gesteld moeten worden, is het naar de mening van de commissie reëel om een toezegging met deze inhoud te doen.

Alhoewel deze toezegging eerst bij de beslissing van 29 oktober 1999 is meegedeeld, is de commissie van oordeel dat deze mededeling niet te laat is gedaan. De beslissing is namelijk verzonden binnen de in de 'Klachtenregeling Politie Kennemerland' gestelde termijn van 12 weken na ontvangst van de klacht.

Dat de verzochte controle reeds op het moment van verzending van de beslissing op de klacht in de planning was opgenomen, geeft aan dat de klacht die hierop betrekking had serieus is genomen.

De klacht die hierop betrekking heeft, is om deze reden ook ongegrond.

2. het feit dat gedurende deze periode geen enkele controle is waargenomen:

De commissie is op grond van de gegevens die de plaatsvervangend chef van het district Haarlemmermeer, de heer IJ., heeft verstrekt, gebleken dat de politie voor zover daarvoor gelegenheid was in de periode van 1 oktober tot 31 december 1999 op verschillende dagen daadwerkelijk heeft toegezien op de naleving van dit verbod. Daarmee is de korpschef zijn toezegging nagekomen zodat de klacht die hierop betrekking heeft ongegrond is.

De commissie merkt nog op dat de controle op de naleving van dit verbod niet eenvoudig is aangezien vrachtwagens moeten worden gevolgd tot de plaats van bestemming. Omdat politievoertuigen die zich met deze controle bezighouden voor klager vanuit zijn woning maar zeer kort zichtbaar zullen zijn, is dat mogelijk de reden waarom klager geen controles heeft waargenomen.

3. er geen uitspraak is gedaan over de gegrondheid van de klacht:

Op grond van artikel 11 vierde lid van de 'Klachtenregeling Politie Kennemerland' (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.) dient de beslissing van de korpschef een oordeel in te houden over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de gedraging.

In de beslissing van de korpschef is aangegeven dat klager te kennen heeft gegeven dat zijn klacht zich niet richt tegen een bepaalde medewerker van het korps maar op het niet of onvoldoende handhaven van een inrijverbod.

De korpschef heeft vervolgens de hierboven vermelde toezegging gedaan en klager verzocht om goed contact te onderhouden met de teamleiding in Nieuw-Vennep over de effecten van het optreden.

Onder deze omstandigheden meent de commissie dat de korpschef zich kon onthouden van een oordeel over de gegrondheid van de klacht.

De commissie merkt nog op dat de klacht reeds is ingediend toen het inrijverbod nog geen maand van kracht was zodat aangenomen kan worden dat de politie op het moment dat de klacht werd ingediend zich op basis van de bevindingen met dit inrijverbod nog moest beraden over de door haar te volgen werkwijze.

Naar aanleiding van deze klacht is de commissie wel van mening dat het aanbeveling verdient om op de daarvoor in aanmerking komende wegen verwijzingsborden te plaatsen zodat vrachtwagens tijdig worden geattendeerd op het ter plaatse geldende inrijverbod. De commissie adviseert de korpsbeheerder dit onder de aandacht van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer te brengen.

(…)

A. De commissie adviseert:

1. klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klacht voor zover deze zich richt tegen de prioriteiten die de politie zich stelt bij de uitoefening van haar werkzaamheden,

2. de klacht over de mededeling dat de politie met ingang van 1 oktober tot 31 december 1999 per week 2 uren zal plannen voor de controle op de naleving van het inrijverbod en het tijdstip waarop deze mededeling is gedaan ongegrond te verklaren,

3. de klacht over het feit dat gedurende deze periode geen enkele controle is waargenomen ongegrond te verklaren,

4. de klacht dat er geen uitspraak is gedaan over de gegrondheid van de klacht ongegrond te verklaren,

B.

De commissie doet de aanbeveling om op de daarvoor in aanmerking komende wegen verwijzingsborden te plaatsen zodat vrachtwagens tijdig worden geattendeerd op het ter plaatse geldende inrijverbod en dit onder de aandacht te brengen van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer."

2.2. Het door de plaatsvervangend districtschef opgemaakte rapport van 13 oktober 1999 hield onder meer het volgende in:

"Naar aanleiding van bovenvermelde klacht sprak ik met de TC Zuid S.

S. had meerder keren contact gehad met klager.

De 1e keer nav het persbericht. S. heeft toen uitleg gegeven over hoe eea zo in de pers terecht kon komen. (Verzoeker; N.o.) was toen al sceptisch over de inzet van de politie in de toekomst.

S. heeft afgesproken dat er 2 weken zou worden gewaarschuwd - dat de bebording zou moeten worden aangepast - dat notoire negeerders van het verbod, voorzover deze bij bedrijven in Nieuw vennep thuishoorden, door de bewoners zouden worden genoteerd en doorgegeven aan de politie - dat de politie vervolgens de betreffende bedrijven zou benaderen en dat er daarna bekeurd zou worden - dat de prioriteit echter niet hoog zou zijn.

Na 2 weken waarschuwen, bleek er geen personeel beschikbaar voor toezicht en handhaving van dit verbod. (we spreken dan nl. over een tijdstip midden in de vakantieperiode) (Verzoeker; N.o.) meldde zich kort daarna aan het bureau met de mededeling dat er niets werd gedaan aan handhaving en dat het verbod massaal werd genegeerd. (100x per dag volgens tellingen) S. heeft hem toen herinnerd aan de afspraken en gesproken over de prioriteitstelling. (Verzoeker; N.o.) eiste een toezegging dat er structureel gehandhaafd zou gaan worden. Deze toezegging kon S. niet doen.

Later heeft (verzoeker; N.o.) nog een keer gebeld met de mededeling dat hij een klachtbrief zou schrijven naar de korpschef.

Volgens BPS (bedrijfsprocessensysteem, N.o.) is er een aantal malen gecontroleerd en verbaliserend opgetreden.

Er is overleg geweest over aanduiding van alternatieve routes voor het vrachtverkeer met de gemeente (Openb.Werken)

Op 14 september sprak ik met (verzoeker; N.o.).

Hij schetste mij in het kort de totstandkoming van het verbod. De participatiegroep was in het kader van de leefbaarheid in de woonomgeving al 4 jaar actie aan het voeren tegen het vrachtverkeer op de H. Uiteindelijk resulteerde dat in het inrijverbod voor vrachtauto's. De bewoners waren erg blij met dat resultaat.

De eerste domper was het persbericht waaruit bleek dat de politie negatief had geadviseerd. Vervolgens gaven de gesprekken met S. en de uitvoering van de afspraken het beeld dat de politie er echt niets aan doet. De bewoners constateerden een toename van het aantal vrachtauto's in plaats van een afname. Gesprekken van bewoners met vrachtwagenchauffeurs leerde hen dat de vrachtautobestuurders gelet op de geringe pakkans het verbod bewust negeren. Een aantal gaf aan met medeweten van de politie dit zo te doen. Met name chauffeurs die bij de firma X zouden moeten zijn, zouden frequent overtredingen plegen. De bewoners willen de politie graag van dienst zijn met het noteren van kentekens maar moeten dan wel de indruk hebben dat de politie er iets mee doet. Bewoners zouden bovendien meerdere keren politievoertuigen hebben gezien die met vrachtauto's in het verbod werden geconfronteerd maar daar dan zichtbaar niets aan deden (gewoon afslaan en richting bureau rijden).

(Verzoeker; N.o.) benadrukte dat hij absoluut niet klaagde over de persoon S. maar over de wijze waarop deze problematiek door de politie werd opgepakt. Kortgezegd de kwaliteit van de handhaving. Hij benadrukte het belang van een goede handhaving voor de leefbaarheid van de woonomgeving.

Ik heb vervolgens met (verzoeker; N.o.) in zijn algemeenheid gesproken over werkplannen/ prioriteiten, mogelijkheden en onmogelijkheden van de politie. Hij had daarvoor wel begrip maar bleef van mening dat het niet handhaven van een verbod afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de politie.

Op 15 september sprak ik wederom met de TC S. Hem verslag gedaan van mijn gesprek met (verzoeker; N.o.). S. gaf aan vanaf heden tot 1-1-2000, 2 uur per week controle te plannen voor dit verbod. Deze uren komen van een ander verkeersitem. Het betreft een toezegging tot planning. Voorts zullen de medewerkers er nogmaals op worden gewezen ook tijdens surveillance verbaliserend (zichtbaar) op te treden tegen deze overtredingen. De afdeling Verkeersadvisering zal worden benaderd om de alternatieve route beter aan te laten geven door de wegbeheerder.

Telefonisch heb ik (verzoeker; N.o.) reeds laten weten dat er structureel uren zullen worden gepland en dat eea schriftelijk zal worden bevestigd."

2.3.1. De door politieambtenaar S. opgemaakte mutatie van 18 juni 1999 hield onder meer het volgende in:

"Verschijnt (verzoeker; N.o.) aan bureau (...). Dit is een groep die de bewoners vertegenwoordigt richting overheid teneinde de leefbaarheid zo optimaal mogelijk te krijgen/houden.

(...)

Met hem de afspraak gemaakt, dat bewoners na de plaatsing van de borden ook zelf zullen bijhouden van welke bedrijven de chauffeurs het inrijverbod structureel negeren, en dat wij vervolgens die bedrijven gaan benaderen en in een later stadium ook zullen controleren."

2.3.2. De door politieambtenaar S. opgemaakte mutatie van 15 juli 1999 hield onder meer het volgende in:

"Deelt (verzoeker; N.o.) mede, dat de borden inmiddels op de H. zijn geplaatst. Afgesproken dat we de komende 14 dagen, dus tot eind juli af en toe eens kleine controle zullen houden en waarschuwen. Daarna houden bewoners zelf in de gaten of er van bepaalde bedrijven structureel vrachtauto's nog over de H. rijden. (Verzoeker; N.o.) zal de namen van deze bedrijven doorgeven en wij zullen die bedrijven dan benaderen."

2.3.3. In de door politieambtenaar Sc. opgemaakte mutatie van 19 juli 1999 is onder meer het volgende opgenomen:

"Naar aanleiding van de mut (...), in verband met de ingestelde gesloten verklaring voor vrachtwagens op de H. te Nieuw-Vennep, tussen de N. en Z. een controle gehouden ter hoogte van de K.

Hier bleek dat 95% van de vrachtwagens gewoon de H. namen. Controle uitgevoerd van 09.00 uur tot 10.00 uur. Alle betrokken bestuurders met hun vrachtwagens staande gehouden en aangesproken. Allen gaven te kennen dat zij op het industrieterrein Sp. moesten zijn bij bedrijven in de T. en Ha. De meeste hadden het verkeersbord wel gezien. Zij wisten echter niet hoe ze anders moesten rijden. Alle bestuurders een waarschuwing gegeven.

Gegaan naar Rayonbeheer. Afgesproken dat er op de H., ter hoogte van het infobord, zo snel mogelijk een verwijzingsbord zal worden geplaatst. Hierop zal worden vermeld dat de verkeerssituatie is gewijzigd en dat het vrachtverkeer naar Sp. (rechtsaf) en P. (linksaf) moet. Het bord zal goed zichtbaar worden geplaatst. Hopelijk heeft dit wat meer resultaat.

Door ons zal over een week wederom een controle worden gehouden, waar dan verbaliserend zal worden opgetreden."

2.3.4. In de door politieambtenaar Sc. opgemaakte mutatie van 9 augustus 1999 is onder meer het volgende vermeld:

"Tussen 11.00 uur en 11.45 uur controle gehouden geslotenverklaring vrachtauto's H. Nieuw-Vennep. 9x Pvb (proces-verbaal; N.o.)."

2.3.5. De door politieambtenaar Ab. opgemaakte mutatie van 13 augustus 1999 hield onder meer het volgende in:

"In verband met verkeersverbod voor vrachtwagen op de H. heeft rapp controle gehouden van 13.30 tot 14.30 uur.

Aantal overtredingen : 4

Aantal mini PV's : 4

Aantal mens-uren : 1 u"

2.3.6. In de door politieambtenaar An. opgemaakte mutatie van 20 augustus 1999 is onder meer het volgende opgenomen:

"loc: H.

(...)

Op bovengenoemde locaties gecontroleerd op resp. gesloten verklaring vrachtauto's en roodlicht. Bij de controle geen bijzonderheden geconstateerd. Controle gehouden tussen 08.00 uur en 09.15 uur."

2.3.7. In de door politieambtenaren Ku. en Va. opgemaakte mutatie van 26 augustus 1999 is onder meer het volgende vermeld:

"CONTROLE GESLOTENVERKLARING VRACHTAUTO'S

Plaats controle : H.. tu. Z. - en N.

Tijdstip controle (van/tot) : 07.30 - 09.30 u.

Staandehouding J/N : J

Aantal overtredingen : 7

Aantal mini PV's : 5

Aantal waarschuwingen : 2

Aantal mens-uren : 4"

2.3.8. De door politieambtenaar W. opgemaakte mutatie van 1 september 1999 hield onder meer het volgende in:

"Tussen 07.30- en 08.45 uur tussen de Z. en de V. controle uitgevoerd m.b.t. het inrijden van vrachtwagen.

In totaal werden 14 bekeuringen opgemaakt."

2.3.9. In de door politieambtenaar D. opgemaakte mutatie van 19 oktober 1999 is onder meer het volgende opgenomen:

"In het kader van controle op de gesloten verklaring voor vrachtwagen voor de H., tussen 08.30 uur en 09.30 uur een controle gehouden.

Opvallend weinig vrachtwagens geconstateerd."

2.3.10. In de door politieambtenaar O. opgemaakte mutatie van 25 oktober 1999 is onder meer het volgende vermeld:

"Controle gehouden op het naleven van de geslotenverklaring voor vrachtwagens m.u.v. bestemmingsverkeer op de H. De vrachtwagens gevolgd tussen de V. en de Z. in beide richtingen.

Totaal 15 overtredingen."

2.3.11. De door politieambtenaren B. en Va. opgemaakte mutatie van 10 december 1999 hield onder meer het volgende in:

"Er is op 10-12-1999 tussen 13.30 en 14.00 uur gecontroleerd op de H. of de vrachtauto's zich aan het bord C7 houden. Er werd een overtreding geconstateerd waar ook een mini voor is uitgereikt. De meeste vrachtauto's sloegen netjes af."

2.3.12. In de door politieambtenaar Sc. opgemaakte mutatie van 10 december 1999 is onder meer het volgende opgenomen:

"Tussen 14.00 en 14.30 uur controle gehouden geslotenverklaring voor vrachtauto's bord C7 op de H. tussen de Z. en de V. te Nieuw-Vennep. 6x bekeurd."

2.3.13. In de door politieambtenaren Sc. en Hu. opgemaakte mutatie van 16 december 1999 is onder het volgende vermeld:

"Tussen 09.00 en 09.45 uur controle inrijverbod vrachtverkeer gehouden op H. tussen de Z. en de V. te Nieuw-Vennep.

1x overtreding. 4x bestemmingsverkeer."

2.3.14. De door politieambtenaren B. en Va. opgemaakte mutatie van 23 december 1999 hield onder meer het volgende in:

"Controle op inrijverbod vrachtauto's op de H. tussen N. en Z. Er is op 23-12-99 tussen 08.15 u en 09.30 uur gecontroleerd. Er werden twee overtredingen waargenomen."

D. Reactie verzoeker

Verzoeker reageerde onder meer als volgt:

"Omdat (de korpsbeheerder) in zijn reactie terugverwijst naar de uitkomsten van een door de politieklachtencommissie ingesteld onderzoek, wil ik daarop op onderdelen reageren;

(...)

De districtschef van de politie Haarlemmermeer heeft klager per brief van 29-10-99 toegezegd, dat in de periode van 01 oktober tot 01 januari 2000 2 uren controle per week worden gepland. Deze uren moeten uit andere geplande items worden gehaald.

Deze schriftelijke toezegging door een overheidsinstantie aan burgers mag worden uitgelegd als een harde toezegging.

Uit de ontvangen BPS-mutatierapporten valt het volgende op te maken;

1. In de bovengenoemde periode van 3 maanden (01-10/31-12) zijn 6 controles gerealiseerd met een totale controleduur van 4,5 uur. Bovengenoemde schriftelijke toezegging van de districtschef betrof in totaal 16 controles met een totale controleduur van 32 uur.

De opmerking van de politieklachtencommissie dat er alleen is toegezegd, dat er 16 controles van in totaal 32 uur zou worden gepland, maar dat er niet is toegezegd, dat deze ook daadwerkelijk zouden worden uitgevoerd, lijkt een dooddoener.

Ten eerste is er sprake van opgewekt vertrouwen, dat wanneer de politie inplant, er ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, ten tweede is een planning, die m.b.t. de totale controleduur voor slechts 15% kan worden gerealiseerd bepaald geen kwaliteitsplanning.

2. Uit bovengenoemde mutatierapporten blijkt, dat er van de 6 uiteindelijk uitgevoerde controles er twee door 1 agent zijn uitgevoerd, er drie werden uitgevoerd door 2 agenten en er 1 werd uitgevoerd door 3 agenten op tijdstippen, die door de bewoners niet als zinvol worden ervaren. Immers, diverse malen is aangegeven, dat de meeste overtredingen worden geconstateerd van maandag t/m donderdag tussen 06.00 uur en 09.00 uur en vrijdag tussen 06.00 uur en 14.00 uur.

Wanneer er een effectieve wegcontrole plaatsvindt, gebeurt dit door minimaal 4 agenten.

Bij controle van een vrachtauto door vier agenten, kan dan een tweede vrachtauto worden staande gehouden door het tweede koppel agenten.

Alleen dan is enig inzicht te verkrijgen in het daadwerkelijk aantal overtredingen, wat door ons aantoonbaar is vastgesteld op 20 tot 60 voertuigen per uur.

Controles met 3, 2 of zelfs 1 agent kunnen nooit een betrouwbaar beeld opleveren van het aantal overtredingen.

Het feit, dat gedurende deze periode geen enkele controle is waargenomen;

De commissie vergist zich hier pijnlijk;

De periode waarover wordt geklaagd ligt tussen 01-10 en 23-11 en niet, zoals de commissie veronderstelt tussen 01-10 en 31-12.

In de periode liggend tussen 01-10 en 23-11 is tweemaal 30 minuten door 1 agent gecontroleerd.

Dat dit niet door omwonenden is waargenomen, lijkt begrijpelijk.

Ook de veronderstelling, dat controle op naleving van het verbod niet eenvoudig is, omdat vrachtauto's moeten worden gevolgd tot de plaats van bestemming, is niet juist.

Indien een controlepunt wordt ingericht op de kruising H./V., kan elke overtreding van het inrijverbod op simpele wijze worden vastgesteld.

Rijdt een vrachtauto vanaf de kruising H./Z. of H./N. zonder oponthoud door tot de kruising H./V., dan is men in overtreding.

Beide voornoemde kruisingen zijn prima zichtbaar vanaf de kruising H./V.

Ten slotte wordt dezerzijds bezwaar gemaakt tegen de uitleg van artikel 11 lid 4 van de klachtenregeling.

Een klacht hoeft zich niet altijd te richten op een bepaalde medewerker.

Het aanwijzen van een bepaalde medewerker is voor een burger vrijwel onmogelijk, zeker wanneer het gaat om het nalaten van bepaalde gedragingen door de politie, i.c. het handhavend optreden tegen overtredingen van het inrijverbod."

E. Reactie korpsbeheerder

De beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland deelde in zijn reactie onder meer het volgende mee:

"Uit oogpunt van de klager(s) is een dergelijke klacht uiteraard altijd gegrond.

Uit oogpunt van de politie (korpschef) of een team daarvan ligt dat m.i. anders, daar deze in het belang van de burgerij en in het kader van verkeers- en overige veiligheid stellig bereid is om acties te ondernemen tegen wetsovertreders, doch daarbij gebonden is aan menskrachtinzet en aangeboden hoeveelheden werk met daarbij behorende ongeregeldheden en onregelmatigheden waarbij duidelijk prioriteiten gesteld dienen te worden.

Mede gelet daarop ben ik van mening dat niet de burgerij, of een aantal klagers kan bepalen hoeveel uren, op welke wijze, waar en tussen welke tijdstippen (zuiver in hun belang) zichtbaar gecontroleerd dient te worden. De verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij de teamleiding.

Immers er zijn m.i. nog voldoende zaken aan te geven door de burgerij, waarbij men voorkeur zou willen geven aan controles voor hoofdzakelijk eigen belang.

De vermelding in de klachtbrief dat door politiemedewerkers gecontroleerd dient te worden mede ter voorkoming van acties van omwonenden acht ik nogal zwaar gesteld door klager; immers hoe stelt men zich dergelijke verkeerscontroles en aanhoudingacties dan voor, mede gelet op de consequenties ervan?

Het feit dat door de teamchef, voormeld, twee uren per week zou worden ingeroosterd t.b.v. controle op het vermelde inrijverbod acht ik redelijk, waarbij ik mij ervan bewust ben dat alle ingeroosterde acties bij een politieonderdeel niet altijd volgens planning (kunnen) verlopen, tenzij, zoals bij dringende acties met hoge prioriteit (denk hierbij aan bv. zware geweldsmisdrijven), een apart team geformeerd wordt.

In het onderhavige geval dienden de 'uren' immers uit andere items, die een hogere prioriteit hadden, gehaald te worden.

Hoewel de gevraagde controles voor klager uiteraard een hoge prioriteit hadden, lag dat bij het politieteam anders. Ik kan mij voorstellen dat klager, als buitenstaander, daar uiteraard geen zicht op had, dan wel heeft.

Duidelijk is dat het aantal uren controle in deze niet volgens planning is verlopen. Voor klager - en de participatiegroep - betreur ik dat.

Zij hebben m.i. het gevoel dat een duidelijke afspraak niet door de politie is nagekomen en dat het een 'harde' afspraak betrof.

Dit zou m.i. een juiste conclusie zijn wanneer het om een commercieel bedrijf ging waarbij je zwart op wit duidelijke afspraken maakt met daarbij behorende consequenties, doch gelet op het boven omschrevene acht ik dit bij een politieorganisatie anders, m.a.w. het moet altijd maar passen in het geheel van werkzaamheden.

Ik kan mij wel voorstellen dat de toezegging omtrent de planning van de heer S., voormeld, als teleurstellend is overgekomen bij klager en zijn achterban.

(...)

Hoe het contact tussen klager en de teamleiding van Haarlemmermeer-Zuid geweest is in de periode 1 okober 1999 - 31 december 1999 is mij niet bekend, doch via u raad ik klager aan om dit contact de komende maanden op goede wijze te onderhouden om op deze wijze uiteindelijk een meer positief resultaat te bereiken dan met het aandragen van zuiver ondermaats cijfermateriaal en daarbij ontevredenheid bij klager(s) te handhaven.

Gelet op het feit dat onlangs bij de politie Kennemerland een zgn. verkeershandhavingsteam is samengesteld, is dit mogelijk een aanbeveling richting teamleiding van Haarlemmermeer-Zuid en evenzo richting districtsleiding, waarbij dan mogelijk de komende tijd zonder meer aan 2 uren controle per week toegekomen kan worden, dan wel overigens een gunstiger effect zal kunnen worden verkregen dan tot nu toe."

F. Nadere reactie verzoeker

Verzoeker reageerde in zijn nadere reactie als volgt:

"Naast een breed opgezette uiteenzetting omtrent de beslommeringen van de politieorganisatie in onze regio, wordt er nauwelijks ingegaan op de door ons verwoorde klachten.

Wel wordt de o.i. schokkende uitspraak gedaan, dat met deze politieorganisatie geen afspraken kunnen worden gemaakt, een uitspraak die wij voluit kunnen onderschrijven.

Hoewel thans door de gemeente uitvoering is gegeven aan de wens van zowel politie als onze groep, duidelijke verwijzingsborden te plaatsen, blijkt de overlast van zwaar vrachtverkeer, dat het inrijverbod negeert onverkort aanwezig.

Ook constateren omwonenden nog steeds, dat nauwelijks wordt gecontroleerd op overtredingen. Onze schatting is tussen nihil en maximaal 2 uren per maand controle door de politie op naleving inrijverbod. Wanneer een politievoertuig over de H. rijdt, wordt er nog steeds niet gereageerd op vrachtauto's die zichtbaar voor de betreffende politieagent het ter plaatse geldende inrijverbod negeren."

G. Nadere reactie korpsbeheerder

1. De beheerder van het regionale politiekorps Kennemerland liet in zijn nadere reactie onder meer het volgende weten:

"(Verzoeker; N.o.) stelt in zijn schrijven aan u, (...) dat er door mij (...) de schokkende uitspraak is gedaan dat er met deze politieorganisatie geen afspraken kunnen worden gemaakt.

Dit is door mij niet zo gesteld; er kunnen wel degelijk afspraken worden gemaakt met een politieorganisatie.

Deze, in dit geval een politiebasisteam, kan acties, projecten e.d. plannen, doch vele geplande zaken kunnen niet altijd exact en volledig uitgevoerd worden, gelet op onvoorziene en niet te voorspellen zaken, die op een bepaald moment meer prioriteit genieten.

In zijn brief geeft (verzoeker; N.o.) tevens aan dat nauwelijks wordt gecontroleerd op overtredingen op de H. te Nieuw-Vennep.

Uit onderzoek bij de politie Kennemerland (team Haarlemmermeer-Zuid) is mij gebleken dat er dit jaar iedere maand specifiek is gecontroleerd op het onderhavige onderwerp (inrijverbod vrachtauto's) en dat diverse bekeuringen zijn gegeven terzake dat inrijverbod.

Dat de door (verzoeker; N.o.) vermelde klachten voortduren is aannemelijk. Er blijven immers vrachtauto's rijden over dat gedeelte van de H., waarover geklaagd wordt, daar het opengesteld is voor bestemmings(vracht)verkeer.

U stelt in uw brief de vraag op grond waarvan de volgorde van prioriteiten van mijn korps wordt beoordeeld en of het korps gebruik maakt van een op schrift gesteld prioriteitenbeleid.

In het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002, het zgn. 'BNP', heeft de minister van BZK (Binnenlandse Zaken; N.o.) een aantal landelijke beleidsthema's geformuleerd, die in principe imperatief zijn voor de regiokorpsen.

Daarnaast behouden de korpsen en de decentrale onderdelen de ruimte om zelf prioriteiten te formuleren (…).

Deze thema's betreffen: (…)

1. Jeugdcriminaliteit;

2. Geweld op straat;

3. Zware, georganiseerde criminaliteit;

4. Verkeersveiligheid en

5. Milieu.

Met betrekking tot het vorenstaande is tevens een gedeelte van het meerjarenbe-leidsplan - MBP - van mijn politieregio bijgevoegd.

Het team Haarlemmermeer-Zuid heeft aan vermelde thema's nog het onderwerp 'woninginbraken' toegevoegd.

Los daarvan bestaan er uiteraard spoedmeldingen, waarbij directe politiehulp gevraagd wordt en meldingen waarbij minder spoedeisende politiehulp is gewenst;

deze meldingen genieten uiteraard de hoogste prioriteit.

Hoewel het in de zaak van (verzoeker; N.o.) wel gaat om een verkeersaangelegenheid, betreft het echter geen verkeersveiligheidszaak.

In het onderhavige geval betreft het 'vermindering van vrachtverkeer op een klein gedeelte van de H. binnen de bebouwde kom van Nieuw-Vennep, waardoor verhoging van het woongenot van een groep buurtbewoners ontstaat'.

Heel begrijpelijk voor de bewoners ter plekke, c.q. leden van de participatiegroep H., doch op zich geen zaak die enige prioriteit geniet bij het politiedistrict Haarlemmermeer, c.q. team Zuid.

De H. betreft een kilometerslange doorgaande route, die van L. tot aan Bu. loopt.

Vele bewoners in mijn politieregio zullen graag de medewerking willen (wensen) van de plaatselijke politie ter verhoging van hun woon- en leefgenot.

Helaas kan de politie maar gedeeltelijk gevolg geven aan dergelijke verzoeken.

In mijn brief (...) heb ik melding gemaakt van het verkeershandhavingsteam in mijn politieregio.

Hoewel dit team speciaal in het leven is geroepen voor verkeersveiligheidszaken als rijden door rood licht, snelheidsovertredingen, gordel- en helmplicht, draagt het ook bij tot de verkeersveiligheid in de Haarlemmermeer en geeft het, zij het incidenteel, meer tijdruimte voor een plaatselijk basisteam om andere controles uit te voeren, waaronder de controle op meergenoemd inrijverbod voor vrachtauto's.

Dit is ook van toepassing op het basisteam Haarlemmermeer-Zuid.

Dit verkeershandhavingsteam is echter wel inzetbaar in de gehele politieregio."

2.1. Bij zijn nadere reactie voegde de korpsbeheerder afschriften van onder meer het beleidsplan 1999 en een gedeelte van het meerjarenbeleidsplan 2000-2003 van de regiopolitie Kennemerland.

In het beleidsplan 1999 is onder meer het volgende opgenomen:

"In dit korpsbeleidsplan worden de aandachtsvelden en prioriteiten voor 1999 bepaald.

(…)

Het betreft achtereenvolgens:

- openbare orde en 'zinloos geweld'

- openbare orde en kleine ergernissen

-woninginbraken

- overvallen en berovingen

- jeugdcriminaliteit

(…)

"Haarlemmermeer

(…)

Zuid

Decentraal

vernieling auto

overlast auto

overlast jeugd

letselongevallen

alcohol

snelheid

agressief verkeersgedrag

milieu-inrichtingen

vuurwerk

geluidsoverl. horeca

geluid woonomgeving

zwerfvuil

drugs

inbraak bedrijven"

2.2. In het meerjarenbeleidsplan 2000-2003 is onder meer het volgende opgenomen:

"Specifiek beleidsthema: verkeersveiligheid

(…)

De aanpak wordt gekenmerkt door:

Het samenstellen van een regioplan verkeershandhaving samen met het openbaar ministerie, waarin wordt ingezoomd op de vijf aandachtsgebieden snelheid, rood licht, alcohol, gordel- en helmplicht. Het plan voorziet tevens in een probleemanalyse.

Een belangrijke ontwikkeling op dit gebied betreft het project intensivering verkeershandhaving dat op januari 2000 operationeel moet zijn. Binnen de divisie Operationele ondersteuning is daartoe een afdeling verkeershandhaving ingericht die (vooral) opereert op verzoek van en in samenwerking met de basisteams.

Dit moeten leiden tot bijna 220.000 extra processen-verbaal via verkeerscontroles, verspreid over de gehele regio."

H. tweede nadere reactie van verzoeker

Verzoeker reageerde onder meer als volgt:

"De derde alinea van de hierboven vermelde brief (brief van de korpsbeheerder; zie hiervóór, onder G.: N.o.) vermeldt, dat er dit jaar elke maand specifiek is gecontroleerd op het inrijverbod voor vrachtauto's.

Hoewel door geen enkel lid van de participatiegroep vanaf eind september 2000 tot begin december 2000 een politiecontrole aan de H. is waargenomen, is intussen de stelling van schrijver (...) dat per week 2 controle-uren zouden worden ingepland, danig afgezwakt tot een maandelijkse controle, hetgeen in tegenspraak met eerder gedane toezeggingen meer overeenkomt met de werkelijkheid.

Uit de vierde alinea valt duidelijk op te maken, hoe weinig serieus de Politie Kennemerland met klachten van burgers omgaat.

Uit de 8e alinea maken wij op, dat (de korpsbeheerder, N.o.) onze participatiegroep ziet als een groep belanghebbenden met maar 1 doelstelling; verhoging van het woongenot ter plaatse. Dit vinden wij een zeer teleurstellende opmerking.

De waarheid is namelijk dat wij als burgers van de politie verwachten, dat zij een van hun taken, het verkeershandhavingsbeleid, naar behoren uitvoeren. Ook blijkt uit deze alinea, dat handhaving van het inrijverbod voor de politie 'op zich geen zaak is van enige prioriteit'. Deze opmerking onderschrijven wij van harte, het resultaat van deze prioriteitstelling van de politie - nauwelijks handhaven van het inrijverbod - zien wij dagelijks.

Wij verwachten van de overheid, waaronder de politie, dat zij aan burgers gedane toezeggingen, in casu 2 uren per week controle op naleving van het inrijverbod, nakomen.

(...)

Ten slotte nog een praktijkvoorbeeld m.b.t. het belang, dat de politie hecht aan verkeershandhaving in onze woonomgeving;

In week 49 werd er na een lange tijd weer eens gedurende een uur door 4 agenten in uniform gecontroleerd op de H. Tot onze verbazing reden diverse buitenlandse vrachtauto's die zichtbaar het inrijverbod negeerden, zonder te worden gecontroleerd, door.

Navraag leerde, dat er met name werd gecontroleerd op de riem-draagplicht, en dat er enkele vrachtauto's waren gecontroleerd, die niet in overtreding zouden zijn.

Verder had overtreding van het inrijverbod door vrachtauto's volgens de betreffende agent geen enkele prioriteit.

Er blijkt overigens bij de politie geen eenduidig standpunt te bestaan, wanneer het inrijverbod nu daadwerkelijk wordt overtreden.

De term 'bestemmingsverkeer' is volgens ons het (vracht)verkeer dat een bestemming heeft tussen het eerste en het tweede verbodsbord dat hij passeert.

Naar verluidt menen sommige politiemensen, dat vrachtverkeer met bestemming de gehele H. bestemmingsverkeer is.

Nu de H. de gehele Haarlemmermeer doorkruist, zou het ingestelde inrijverbod volstrekt zinloos worden, omdat bij tenuitvoerlegging van dit standpunt geen enkele overtreding meer zal worden geconstateerd."

Achtergrond

Klachtenregeling Politie Kennemerland:

1. Artikel 8, derde lid:

"Op de klacht dient door de korpschef uiterlijk 12 weken na ontvangst te worden beslist."

2. Artikel 11, vierde lid:

"De beslissing van de korpschef over de klacht, omvat:

a. een oordeel omtrent de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de gedraging,

b. indien daartoe aanleiding is de door hem genomen maatregelen naar aanleiding van deze klacht, zoals het eventueel toekennen van schadevergoeding.

c. indien daartoe aanleiding is informatie of en zo ja welke maatregelen er genomen worden

- tegen de betrokken politiefunctionaris(sen)

- ter voorkoming van herhaling van de gewraakte gedraging."

Instantie: Regiopolitie Kennemerland

Klacht:

Onvoldoende opgetreden tegen overtreders van het inrijverbod op een weg in Nieuw Vennep, toegezegde voornemen om 2 uur per week te controleren niet nagekomen (ook aantal uren teruggebracht naar 2 uur zonder motivatie, pas aan verzoeker laten weten dat n.a.v. zijn klacht het voornemen om per 1 oktober 1999 te controleren er was, geen concreet oordeel over klacht) .

Oordeel:

Niet gegrond