1998/216

Rapport
Op 23 september 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Obbicht, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn. Verzoeker had zich al eerder, bij brief van 5 augustus 1997, tot de Nationale ombudsman gewend. Zijn verzoek voldeed toen echter niet aan het kenbaarheidvereiste als neergelegd in artikel 12, tweede lid van de Wet Nationale ombudsman, zodat het niet in onderzoek werd genomen. Naar aanleiding van verzoekers brief van 21 september 1997 werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt er over dat de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn de door hem omstreeks 20 juni 1997 verstuurde machtiging tot automatische incasso van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 niet heeft geaccepteerd voor de vanaf 28 juli 1997 opkomende termijnen.

Achtergrond

Voor de betaling van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en voorlopige aanslagen vermogensbelasting biedt de Belastingdienst belastingplichtigen de mogelijkheid om dit te doen door middel van automatische incasso. De belastingplichtige moet dan een machtiging aan de Belastingdienst verstrekken. Een door de belastingplichtige in te vullen machtiging wordt met het aanslagbiljet van de voorlopige aanslag meegestuurd. De toelichting bij deze machtiging – vastgesteld bij besluit van de Staatssecretaris van Financi n van 15 juli 1994, nr. PH54/104 – vermeldt het volgende:"Waarom deze machtiging U ontvangt deze machtiging bij een voorlopige aanslag. Die aanslag kunt u in een aantal termijnen voldoen. Dat kan met acceptgiro's. Maar u kunt de Belastingdienst ook machtigen. Het maandbedrag wordt dan pas op het laatst mogelijke moment afgeschreven, dus u lijdt geen onnodig renteverlies en u heeft geen extra kosten. Makkelijker kan niet. (...)

Hoe gebruik maken van de machtigingScheur het formulier af, vul het in en stuur het terug in de bijgesloten envelop. Een postzegel is niet nodig. Als de machtiging uiterlijk 14 dagen voor het vervallen van een termijn bij de Belastingdienst binnen is, worden vanaf die termijn de termijnbedragen automatisch afgeschreven. (...) Meer informatieOp de achterkant staat meer informatie over machtigen van de Belastingdienst." Op de achterzijde van de toelichting is het volgende vermeld:"Voor de goede orde Er zijn situaties waarin de Belastingdienst geen gebruik (meer) maakt van uw machtiging. Het gaat om de volgende situaties:-        Na de laatste vervaldag van de voorlopige aanslag. -        Als het driemaal niet mogelijk was het termijnbedrag automatisch af te schrijven van uw rekening. -        Als u een verzoek om vermindering, uitstel of kwijtschelding heeft ingediend. -        Als zich een bijzondere situatie zich voordoet, zoals faillissement. -        Als u in het verleden de mogelijkheid tot automatisch betalen aan de Belastingdienst onjuist heeft gebruikt. -        Als u de machtiging verleent nadat n of meer termijnen zijn vervallen en u heeft de vervallen termijnen nog niet (volledig) betaald. -        Als de bank niet instemt met de automatische afschrijving. Als de Belastingdienst geen gebruik (meer) maakt van uw machtiging, ontvangt u daarvan bericht. U moet dan wel zelf zorgen voor tijdige betaling."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen. De Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Met dagtekening 31 januari 1997 legde de Belastingdienst Particulieren Heerlen, vestiging Sittard (hierna: de Belastingdienst) aan verzoeker de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 op ten bedrage van f 544,00. De eerste termijn van deze aanslag diende op 28 februari 1997 te zijn betaald. De tweede en de volgende termijnen op de 28e van elke volgende maand.1.2. Op 26 mei 1997 verstuurde de Belastingdienst aan verzoeker een aanmaning ter zake van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997. Verzoeker had ten aanzien van de op dat moment verstreken termijnen van deze aanslag een betalingsachterstand van f 57,34. De kosten van de aanmaning bedroegen f 10.1.3. Op 9 juni 1997 ontving de Belastingdienst van verzoeker een betaling van f 57,34 ter zake van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997. De Belastingdienst boekte van deze betaling op de aanslag f 47,34 af en f 10 op de aanmaningskosten.1.4. De Belastingdienst verstuurde op 16 juni 1997 aan verzoeker de aanmaning voor de inning van f 59,00 ter zake van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997. De aanmaningskosten bedroegen f 10.1.5. Op 20 juni 1997 ontving de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie (hierna: het Cba) van verzoeker de door hem ingevulde machtiging voor de betaling van de resterende termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997.1.6. Op 1 juli 1997 zond de Cba verzoeker de volgende mededeling:"...U wilt de Belastingdienst machtigen om de verschuldigde termijnen van uw aanslag vermogensbelasting 1997 van uw rekening (...) af te schrijven. Omdat niet aan de voorwaarden die worden gesteld bij het automatisch afschrijven is voldaan, wordt uw machtiging niet geaccepteerd. U dient nu zelf voor tijdige betaling zorg te dragen. Gebruik bij een betaling de acceptgiro hieronder. De vervallen termijnen zouden al betaald moeten zijn. Hiervoor kunt u binnenkort een aanmaning worden toegezonden. De toekomstige termijnen moet u telkens uiterlijk op de vastgestelde vervaldata hebben betaald..."1.7. De Belastingdienst betekende op 22 juli 1997 aan verzoeker het dwangbevel voor de reeds vervallen maar niet volledig betaalde termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997.1.8. Verzoeker schreef de Belastingdienst op 3 augustus 1997 het volgende:"...Op 22 juni stuurde ik u een machtigingsformulier toe, waarmee u in staat zou moeten zijn de bedragen af te boeken. Aangezien ik kort daarop met vakantie ging, tot gisteren, heb ik in deze niets meer ondernomen. Bij thuiskomst vond ik het dwangbevel. In de toelichting bij uw machtigingskaart staat letterlijk: "Als u de machtiging 14 dagen voor het vervallen van een termijn bij de belastingdienst binnen is, worden vanaf die termijn de termijnbedragen automatisch afgeboekt". Ofwel klopt de toelichting niet, of er zijn organisatorische problemen waardoor een machtiging alleen vanaf de eerste termijn werkt, maar dat staat er niet. Daar heb ik dan ook geen rekening mee gehouden. In plaats van een verklaring heb ik een belastingdeurwaarder langs gekregen. Ik heb overigens de machtigingskaart ook nog niet teruggekregen, het is om die reden niet duidelijk wat ik nu moet doen..."1.9. Op 8 augustus 1997 ontving de Belastingdienst van verzoeker de betaling van het gehele op dat moment nog openstaande bedrag van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 en de kosten van het dwangbevel en de aanmaning van 16 juni 1997.1.10. Bij brief van 8 september 1997 deelde de Belastingdienst verzoeker over de door hem afgegeven machtiging het volgende mee:"...Volgens Uw mededeling stuurde U op 22 juni 1997 het machtigingsformulier retour (deze formulieren stuurt men naar de centrale betalingsadministratie in Apeldoorn en niet naar Sittard). Volgens verkregen inlichtingen werd in Apeldoorn de automatische incasso op 20 juni 1997 ontvangen. De verzending cq de ontvangst van de machtiging tot automatische incasso is te laat voor de termijn van juni 1997. De Belastingdienst stelt in de toelichting dat de machtiging uiterlijk 14 dagen voor het vervallen van een termijn "binnen" moet zijn, om nog de termijnbedragen vanaf die termijn automatisch af te schrijven. Vervolgens werd door de centrale betalingsadministratie in Apeldoorn aan U, 5 werkdagen na ontvangst van Uw machtigingsformulier een geautomatiseerd schrijven gestuurd, dat er aan de

voorwaarde niet is voldaan en de machtiging niet wordt geaccepteerd en dat voor verdere betaling zelf zorg moet worden gedragen. Tevens is er een acceptgiro bijgevoegd..."2. Standpunt van verzoekerHet standpunt van verzoeker staat verwoord in de klachtformulering onder

Klacht

. Als bijlage bij zijn verzoekschrift stuurde verzoeker een afschrift mee van de voorzijde van de toelichting ter zake van de machtiging vermogensbelasting 1997.3. Standpunt van de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratieIn reactie op de klacht deelde de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie onder meer het volgende mee:"In uw brief klaagt verzoeker over de wijze van handelen van de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn inzake het niet accepteren van de machtiging voor automatische incasso. In de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging staat uitdrukkelijk vermeld dat de machtiging uiterlijk 14 dagen voor het vervallen van een termijn bij de Belastingdienst binnen is. De machtiging van (verzoeker; N.o.) kon niet worden geaccepteerd omdat bij binnenkomst van de machtiging de termijn was vervallen en tevens een achterstand in betaling was ontstaan. Hiervan heeft betrokkene een mededeling ontvangen. In die mededeling staat vermeld dat (verzoeker; N.o.) de belastingdienst heeft willen machtigen om de verschuldigde termijnen van zijn aanslag vermogensbelasting van zijn rekening (...) af te schrijven. Daarbij staat tevens vermeld dat de machtiging niet is geaccepteerd omdat niet aan de voorwaarden is voldaan en dat nu zelf voor tijdige betaling zorg gedragen moet worden. Deze tekst staat ook vermeld in de toelichting bij automatische betalen"4. Reactie van verzoekerNaar aanleiding van het verslag van bevindingen merkte verzoeker op dat het voor hem merkwaardig was dat in het verslag van bevindingen onder

Achtergrond

de tekst van de achterzijde van de toelichting met betrekking tot de machtiging was opgenomen. Een dergelijke tekst had hij niet aangetroffen op de achterzijde van de toelichting ter zake van de machtiging vermogensbelasting 1997. Daarnaar gevraagd, deelde verzoeker mee dat hij het origineel van de toelichting over 1997

niet meer kon overleggen. Hij verstrekte het origineel van de toelichting ter zake van de machtiging vermogensbelasting 1998. Op de achterzijde van deze toelichting was vermeld wat onder

Achtergrond

is aangegeven.

Beoordeling

1. De Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn (hierna: Cba) heeft op 20 juni 1997 van verzoeker een ingevulde machtiging ontvangen voor de automatische betaling van de resterende termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997. Op 1 juli 1997 heeft de Cba aan verzoeker schriftelijk meegedeeld dat deze machtiging niet werd geaccepteerd omdat niet aan de voorwaarden was voldaan voor het automatisch betalen van de resterende termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997. Verzoeker klaagt er over dat de Cba zijn op 20 juni 1997 ontvangen machtiging niet heeft geaccepteerd. Deze machtiging was immers veertien dagen voor het verstrijken op 28 juli 1997 van de volgende termijn bij de Cba binnengekomen.2. In reactie op de klacht heeft de Cba gewezen op de voorwaarden voor de automatische incasso van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en voorlopige aanslagen vermogensbelasting. Deze voorwaarden hebben niet alleen betrekking op het tijdig insturen van de machtiging, maar zien ook op de omstandigheid dat geen achterstand in de betaling van reeds verstreken termijnbedragen mag bestaan op het moment dat de machtiging door de Cba wordt ontvangen. In verzoekers situatie was er volgens de Cba een achterstand geweest in de betaling van de reeds verstreken termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting. Daarom had de Cba de machtiging van verzoeker niet geaccepteerd.3. Op 26 mei 1997 had verzoeker in verband met een achterstand in de betaling van de reeds op dat moment verstreken termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting een aanmaning ontvangen voor de betaling van f 57,34, te vermeerderen met f 10 aanmaningskosten. Verzoeker betaalde op 9 juni 1997 het bedrag van f 57,34, maar niet het bedrag van de aanmaningskosten. Op 16 juni 1997 ontving hij voor de tweede keer in verband met een achterstand in betaling van de reeds verstreken termijnen van de voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 een aanmaning. Verzoeker diende op dat moment f 59 te voldoen, te vermeerderen met f 10 aanmaningskosten. Op 8 augustus 1997 voldeed verzoeker, na betekening van een dwangbevel, het gehele bedrag van de voorlopige aanslag vermogensbelasting inclusief de invorderingskosten. Uit het voorgaande valt af te leiden dat op het moment van de ontvangst van de machtiging ter zake van de aan verzoeker opgelegde voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 een betalingsachterstand

bestond. Deze betalingsachterstand verhinderde dat de Cba gebruik kon maken van de door verzoeker ingevulde en ingestuurde machtiging. Door de toelichting op de achterzijde van het machtigingsformulier had verzoeker ervan op de hoogte kunnen zijn dat geen gebruik zou worden gemaakt van de machtiging indien er een betalingsachterstand bestond. Het is niet aannemelijk dat de aan verzoeker verstrekte toelichting machtiging vermogensbelasting 1997 op de achterzijde niet bedrukt was of dat in zijn geval een andere tekst is gebruikt dan die welke de Belastingdienst vanaf 15 juli 1994 hanteert. De onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn is dan ook behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/ Centrale betalingsadministratie Apeldoorn, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n is niet gegrond.

Instantie: Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie

Klacht:

Machtiging automatische incasso voorlopige aanslag vermogensbelasting 1997 niet geaccepteerd voor vanaf 28 juli 1997 opkomende termijnen.

Oordeel:

Niet gegrond