2012/166: Onderzoek uit eigen beweging 'De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen'

Onderzoek

Aanleiding

Wanneer conflicten tussen twee gescheiden ouders voor zodanige problemen bij het kind zorgen dat de ontwikkeling van dat kind bedreigd raakt, kan de rechter een ondertoezichtstelling opleggen. Die ondertoezichtstelling heeft als doel om de bedreigde ontwikkeling van het kind weg te nemen. Zowel de Nationale ombudsman als de Kinderombudsman ontvangen regelmatig klachten en signalen van kinderen en ouders die problemen hebben met de manier waarop de gezinsvoogd van Bureau Jeugdzorg deze ondertoezichtstelling, en met name de omgangsregeling, uitvoert. Deze signalen en klachten waren aanleiding voor een breed onderzoek.

Opzet

De vraag die bij dit onderzoek centraal heeft gestaan is:

"Welke problemen doen zich voor in de relatie tussen ouders en Bureau Jeugdzorg in gevallen van ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen, en op welke manier kunnen Bureaus Jeugdzorg deze problemen verminderen, bezien vanuit de behoorlijkheidsvereisten en kinderrechten?"

Doel onderzoek

Met dit onderzoek willen de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman een bijdrage leveren aan de uitvoeringspraktijk van deze ondertoezichtstellingen. Gezocht is naar mogelijkheden voor verandering in de hele keten, zodat álle betrokkenen minder problemen ervaren in de uitvoering van deze ondertoezichtstellingen. De betrokkenen hebben het idee het nooit goed te doen en dat het kind daar als eerste de dupe van is.

Uitvoering onderzoek

Met Bureaus Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, kinderrechters, advocaten en enkele deskundigen zijn gesprekken gevoerd over hun huidige betrokkenheid bij deze ondertoezichtstellingen. Daarbij zijn knelpunten en succesfactoren verzameld. Daarna is een expertmeeting georganiseerd waar drie betrokken Bureaus Jeugdzorg hun best practices met de andere aanwezigen hebben gedeeld, met aansluitend een korte discussie. Ook is literatuuronderzoek gedaan vanuit de vraag: welke kennis is al beschikbaar over dit onderwerp?

Korte analyse

Op het moment dat de rechter een ondertoezichtstelling oplegt, voeren de ouders vaak al een aantal jaren een strijd. Een strijd waar al meerdere professionals bij betrokken zijn geweest, zoals bijvoorbeeld rechters die uitspraak hebben gedaan over de boedelscheiding, de omgangsregeling en de alimentatie. Maar ook de Raad voor de Kinderbescherming is erbij betrokken geweest, om onderzoek te doen voorafgaand aan de ondertoezichtstelling. Soms is ook al vrijwillige hulp geweest vanuit Bureau Jeugdzorg. Verder hebben beide ouders vaak ook nog een (of meerdere) advocaten die hen ondersteunen bij de procedures. Kortom, er zijn diverse betrokkenen bij het gezinssysteem met elk hun eigen dynamiek.

Bij de start van een ondertoezichtstelling zijn de verwachtingen vaak hooggespannen. Inherent aan het probleem is echter dat er juist vanwege de strijd voor een gezinsvoogd niet meteen veel te bereiken valt. En dan volgt er teleurstelling van een of beide ouders met vaak klachten en/of nieuwe procedures tot gevolg.

Uitwisseling kennis en ervaring

Uit het onderzoek blijkt dat verschillende Bureaus Jeugdzorg een eigen aanpak voor deze ondertoezichtstelling hebben ontwikkeld en dat zij daarbij meer van elkaar zouden kunnen leren.

Kwaliteitskader en goede voorbereiding

Een belangrijk onderdeel van deze eigen praktijken is de zeer grondige voorbereiding en de analyse van het conflict van de ouders. Ook de manier van communiceren met ouders hoort daarbij.

Belang van het kind

Het blijkt dat de betrokken instanties de wens van het (oudere) kind om geen omgang te willen met de uitwonende ouder veelal respecteren. In die gevallen zien zij de wens van het kind als belang van het kind. Soms is deze wens van het kind niet authentiek, omdat de thuiswonende ouder op basis van al dan niet expliciet afgedwongen loyaliteit het kind beïnvloedt, zeker wanneer deze ouder zijn of haar scheiding nog niet heeft verwerkt.

Samenwerking in de keten

De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman constateren verder dat de samenwerking in de keten per regio verschilt. De samenwerking tussen Bureaus Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming vindt in de ene regio in een eerder stadium plaats dan in de andere. Samenwerking in een vroeg stadium zorgt voor betere informatie-uitwisseling. Als Bureau Jeugdzorg ook bij de rechtszitting is, kan de rechter tijdens de zitting een zaak met alle partijen bespreken, afspraken maken en Bureau Jeugdzorg een goede start geven.

Aanbod hulpverlening

Ook is uit het onderzoek gebleken dat het hulpverleningsaanbod voor ouders en kinderen niet landelijk dekkend is en dat de inzet van vrijwillige hulpverlening bij begeleide omgang omstreden is. Dit maakt het voor de Bureaus Jeugdzorg moeilijk om effectief te opereren en dat baart de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zorgen.

Effectiviteit van een ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen

De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman realiseren zich dat de conflictdynamiek in scheidingszaken extra hoge eisen stelt aan de professionaliteit van de gezinsvoogd. Het ingrijpen van overheidswege kan, gelet op de partijdige insteek van de ouders zelf, immers in veel gevallen als niet neutraal over komen. De maatregel kan zelfs bijdragen tot verdere escalatie. Het is daarom de vraag, hoe effectief een ondertoezichtstelling kan zijn. De instanties monitoren de effecten van de ondertoezichtstellingen niet. De indruk van de Nationale ombudsman en Kinderombudsman is, dat effecten sterk afhangen van professionaliteit en competenties van gezinsvoogden. De ondertoezichtstelling is een ingrijpende maatregel, waarvan de effectiviteit wel gemonitord zou moeten worden.