Klachten motorinbeslagname ongegrond, wel aandachtspunten voor OM en DRZ

Brief

De motor van een man is in beslag genomen na een snelheidsovertreding. De motor wordt naar Domeinen Roerende Zaken (DRZ) gebracht. Even later taxeert en verkoopt DRZ de motor, in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM). Een deel van de opbrengst krijgt de man na de rechtszaak terug. 

De man heeft klachten over het Parket Centrale Verwerking OM (CVOM) en over DRZ. Hij vindt onder andere dat het CVOM hem niet genoeg informatie gaf over de strafzaak en wat er met de motor was gebeurd. Ook vindt hij de vergoeding die hij voor de motor ontving te laag. Hij vindt dat DRZ bij de taxatie onvoldoende rekening hield met (niet zichtbare) opties die op de motor aanwezig waren. De man benadert de Nationale ombudsman. 

Het CVOM had de klachten van de man nog niet zelf behandeld. Een medewerker van de ombudsman stuurt de klachten daarom door. Het CVOM vindt de klachten ongegrond. Dit vindt de ombudsman later ook. Uit de stukken die de ombudsman van de man en van het CVOM heeft ontvangen, blijkt wel dat het CVOM de man voldoende informeerde. 

DRZ had de klachten van de man wel al eerder behandeld, ook zij vindt deze ongegrond. Medewerkers van de Nationale ombudsman stellen een aantal vragen aan DRZ over de rol van (niet zichtbare) opties bij de taxatie van een voertuig. De man mag reageren op de antwoorden van DRZ. Dit wordt hoor en wederhoor genoemd. Daarna geeft de ombudsman een oordeel.

De Nationale ombudsman bepaalt in dit soort zaken niet hoeveel goederen precies waard zijn. Wel bekijkt de ombudsman of DRZ goed heeft uitgelegd hoe is vastgesteld wat de goederen waard waren. In dit geval stelt de Nationale ombudsman vast dat DRZ voldoende heeft uitgelegd hoe de waarde van de motor is vastgesteld. Ook heeft DRZ goed uitgelegd waarom in dit geval geen rekening is gehouden met de (niet zichtbare) opties op de motor. De klacht over de hoogte van de vergoeding is dus ongegrond. Wel geeft de ombudsman nog twee aandachtspunten aan zowel het OM en DRZ mee. 

Ten eerste kan de ombudsman zich voorstellen dat steeds meer voorwerpen inbeslaggenomen worden, waarvan de waarde (mede) bepaald wordt door niet zichtbare software, accessoires en opties. De ombudsman raadt de instanties die zich bezighouden met beslag (waaronder het OM en DRZ) aan om — voor zover dat nog niet gebeurt — met elkaar in gesprek te gaan over de manier waarop hiermee rekening kan en moet worden gehouden. 

Ten tweede kan de ombudsman zich voorstellen dat het voor de man niet helemaal duidelijk was bij wie hij moest zijn voor het bewijs van vrijwaring. De ombudsman merkt op dat hij hiervoor in een eerder rapport (rapport 2016/075) al aandacht heeft gevraagd. De ombudsman herhaalt hierbij zijn verzoek en vraagt de betreffende instanties aandacht te hebben voor de informatieverstrekking aan beslagenen over het bewijs van vrijwaring.