De gemeente heeft gesprekken met een man omdat hij een hulpvraag heeft. Deze gesprekken ervaart de gemeente als niet prettig. De gemeente voelt zich geïntimideerd door de man. Voor de burgemeester is dit reden om in een vertrouwelijk gesprek aan een gemeenteraadslid die in de buurt van de man woont, te vragen of zij zich geïntimideerd voelt door de man. De burgemeester maakte zich namelijk zorgen over de veiligheid van dit raadslid. Het gemeenteraadslid vertelt de man over de vraag van de burgemeester. De man, die zegt dat hij een goede relatie met deze buurvrouw heeft, vindt het stellen van de vraag ongepast. De burgemeester had hier helemaal geen goede reden voor. Hij dient hier dan ook een klacht over in.
De Nationale ombudsman vindt dat de burgemeester het gemeenteraadslid mocht benaderen met een vraag over de man. De negatieve ervaring van de gemeente met de man was hiervoor voldoende. De klacht van de man vindt de ombudsman dan ook niet terecht. Wel had de burgemeester haar vraag neutraler kunnen stellen. De vraag die de burgemeester stelde, suggereert namelijk onnodig dat het gemeenteraadslid aanleiding had om zich door de man geïntimideerd te voelen.