Het CBR laat een vrouw in een brief weten dat de geldigheidsduur van haar theorie-certificaat is verlengd. Als de vrouw een paar maanden later naar de examenlocatie van het CBR gaat om een praktijkexamen te doen, blijkt dat het CBR een fout heeft gemaakt. Het certificaat is toch niet meer geldig en zij mag geen examen doen. De vrouw dient daarna een klacht in bij het CBR. Zij wil dat het CBR zich houdt aan wat er in de brief staat, zodat ze alsnog praktijkexamen kan doen.
Het CBR erkent dat het een fout heeft gemaakt en biedt excuses aan. Het CBR kan de geldigheidsduur van het certificaat niet verlengen, maar kijkt wat het de vrouw wel kan aanbieden. Zij hoeft niet opnieuw te betalen voor haar theorie- en haar praktijkexamen. Ook krijgt ze voorrang bij het inplannen van die examens. En zij krijgt €200 voor de extra rijlessen die zij voor een nieuw examen wil nemen. De vrouw is niet tevreden met deze reactie en dient een klacht in bij de Nationale ombudsman.
De Nationale ombudsman kan geen beslissing nemen over de vraag of het CBR volgens de wet aansprakelijk is voor de fout die het heeft gemaakt. Wel kijkt de Nationale ombudsman hoe het CBR heeft gereageerd op de fout. De Nationale ombudsman vindt dat het CBR terecht heeft gezegd dat de vrouw niet alsnog examen kon doen. Want haar certificaat was volgens de regels niet meer geldig. Het CBR maakte in bepaalde andere gevallen wel een uitzondering, maar de bijzondere omstandigheden van die gevallen waren anders. Wel had het CBR dit duidelijker kunnen uitleggen aan de vrouw.
De Nationale ombudsman vindt dat de reactie van het CBR coulant is. Het CBR heeft gedaan wat de vrouw onder de omstandigheden redelijkerwijs van het CBR mocht verwachten.
