Tien jaar na de decentralisaties in het sociaal domein concludeert Nationale ombudsman Reinier van Zutphen dat ze hebben bijgedragen aan groeiend wantrouwen richting de overheid. Ondanks goede bedoelingen voelen veel mensen zich niet gehoord en missen ze grip op hun leven. 'De burger haakte niet af maar werd weggeduwd', aldus de ombudsman.

Gemeenten onder druk
Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdhulp, werk en inkomen en ondersteuning thuis. Het moest dichterbij, beter en goedkoper, maar gemeenten kregen te weinig middelen. Dat leidde tot grote verschillen tussen gemeenten en daarmee tot rechtsongelijkheid.
Gebrek aan invloed
Uit onderzoeken van de ombudsman naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Participatiewet en Jeugdwet blijkt dat burgers nauwelijks invloed ervaren. Dat tast hun eigenwaarde aan en vergroot het wantrouwen. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) waarschuwde al dat dit kan leiden tot gezondheidsproblemen, onbehagen en zelfs complotdenken. De ombudsman ziet dit in zijn klachtenprakrijk: 'Wie geen invloed ervaart, verliest vertrouwen'.
Ingewikkeld dagelijks leven
De decentralisaties maakten zichtbaar hoe complex het dagelijks leven is. Veel mensen moeten door talloze regelingen en formulieren om rond te komen. 'We begrijpen nu beter dan tien jaar geleden hoe zwaar het is om in deze samenleving overeind te blijven', aldus Van Zutphen.
Vertrouwen herstellen
Volgens Van Zutphen moet de overheid zorgen dat iedereen kan meedoen. Maatwerk is volgens hem geen oplossing voor slecht beleid. Vertrouwen groeit pas als burgers mogen meedenken, meedoen en meebeslissen.
Begin 2026 presenteert de ombudsman een ‘Ombudsvisie op participatie’, die overheden moet helpen participatie eerlijk en zorgvuldig te organiseren. Hiermee wil de overheid bijdragen aan beter bestuur én het herstel van vertrouwen van burgers in de overheid.