Een man vraagt de Nationale ombudsman om hulp. Hij wil graag weten welke gegevens de politie en het OM over hem geregistreerd en gedeeld hebben. Hij wil deze gegevens kunnen controleren. Ook zit hij er mee dat hij een brief van het OM heeft gehad, waarin staat dat hij geen vragen meer mag stellen.
Meneer vindt het goed als een medewerker van de ombudsman contact opneemt met de politie en het OM, om een beter beeld te krijgen van de situatie.
Het OM laat de medewerker van de ombudsman weten wat bij hen bekend is over meneer. Het OM laat ook weten dat er al meerdere keren contact is geweest met de man. Zij hebben hem laten weten dat zij hem niet verder kunnen helpen. Voor sommige vragen verwijzen zij hem naar de politie. Ook hebben zij hem een brief gestuurd. Hierin staat dat het opnieuw stellen van dezelfde vragen aan het OM, niet tot andere antwoorden zal leiden.
De politie laat de medewerker van de ombudsman weten dat zij de man hebben laten weten dat hij via de privacydesk om inzage van zijn gegevens kan verzoeken.
De ombudsman schrijft een brief aan meneer, waarin hij reageert op zijn vragen en zorgen. In de brief legt de ombudsman uit waar meneer meer informatie kan vinden over het indienen van een verzoek tot inzage in zijn gegevens bij de politie. Ook legt de ombudsman uit dat de brief van het OM gaat over het stellen van dezelfde vragen, dus de vragen die het OM al beantwoord heeft. De ombudsman leest in deze brief niet dat de man nooit meer vragen mag stellen.