2020/033 Klachtbehandeling ongewenste omgangsvormen

Rapport

Verzoeker wil doorgroeien naar een schaal 11-functie binnen Rijkswaterstaat, maar op zijn interne sollicitaties ontvangt hij telkens afwijzingen. Hij vermoedt dat zijn seksuele geaardheid daarbij een rol speelt. Ook ervaart hij tegenwerking van zijn leidinggevende. Hij dient een klacht in over ongewenste omgangsvormen bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het uitblijven van carrièregroei is volgens hem het gevolg van direct of indirect onderscheid in de arbeidssituatie waarschijnlijk als gevolg van zijn geaardheid, waardoor hij grote stress ervaart.

De minister stelt een tijdelijke Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen in die de klacht onderzoekt. De commissie hoort verzoeker, de betrokken leidinggevende en getuigen. Verzoeker en beklaagde krijgen de gelegenheid om op elkaars verslagen en op de (voor akkoord of voor gezien getekende) getuigenverslagen te reageren.

Om zijn standpunt te bewijzen, stuurt verzoeker transcripten in van geluidsopnamen van gesprekken met de leidinggevende en een HRM-medewerkster. Hij had van hen geen toestemming gekregen voor het maken van de geluidsopnamen. De commissie wil de geluidsopnamen wel in de klachtbehandeling betrekken, als verzoeker de volledige geluidsopnamen verstrekt. Volgens verzoeker is dat niet nodig. De transcripten kunnen zo aan de betrokkenen voorgelegd worden. Pas als zij de inhoud betwisten, is er volgens hem aanleiding om de volledige geluidsopnamen aan de commissie te overhandigen. Omdat verzoeker de geluidsopnamen niet binnen de hem gestelde termijn aan de commissie heeft verstrekt, worden de transcripten niet in de klachtbehandeling betrokken. De commissie adviseert de klacht over ongewenste omgangsvormen niet gegrond te verklaren. Dit advies wordt overgenomen.

Bij de Nationale ombudsman klaagt verzoeker onder meer over de klachtbehandeling. De commissie had de klachtbehandeling ten onrechte beperkt tot een probleem met zijn leidinggevende die hem zou discrimineren vanwege zijn homoseksualiteit. Ook had de commissie te weinig aan waarheidsvinding gedaan onder meer door zijn transcripten van de geluidsopnamen niet in het onderzoek te betrekken.

De Nationale ombudsman heeft de klacht getoetst aan het vereiste van fair play. Hij komt tot de conclusie dat de commissie de klachtbehandeling niet te beperkt heeft opgevat en voldoende aan waarheidsvinding heeft gedaan. Over het niet in de klachtbehandeling betrekken van de transcripten van de geluidsopnamen oordeelt de Nationale ombudsman dat de commissie hierin zorgvuldig heeft gehandeld. Niet verzoeker maar de commissie heeft de regie op het proces. Verzoeker is gelegenheid geboden om de volledige geluidsopnamen in te brengen. Het vereiste van fair play is naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet geschonden. Hij acht de klacht dan ook niet gegrond.