2019/021 Politie Oost-Nederland verbiedt om geluidsopnamen tijdens hoorzitting af te spelen

Rapport

Wat is er gebeurd?
Verzoeker heeft een klacht ingediend over een ambtenaar van de regionale eenheid van politie Oost-Nederland. Tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie heeft verzoeker een nieuw klachtonderdeel over deze ambtenaar naar voren gebracht, namelijk dat de ambtenaar hem zou hebben beschuldigd van stalking. Verzoeker gaf aan dat hij van dit gesprek geluidsopnamen had en dat hij deze opnamen aan de aanwezigen wilde laten horen.
De commissie heeft dit niet toegestaan en stelde dat de geluidsopnamen van tevoren niet waren aangekondigd en niet eerder in de klachtbehandeling ter sprake waren gekomen. Ook wist de betrokken ambtenaar niet dat de opnamen waren gemaakt.

Daarnaast klaagde verzoeker erover dat de politieambtenaar tegen hem heeft gezegd dat hij met 1-0 achterstond. De politieambtenaar heeft later ingezien dat deze opmerking onterecht was en heeft zijn excuses hiervoor aangeboden. De klachtencommissie heeft de politiechef geadviseerd deze klacht ongegrond te verklaren. De politiechef heeft deze klacht vervolgens ongegrond verklaard.

Wat is de visie van de Nationale ombudsman?
De Nationale ombudsman concludeert dat de klachtencommissie in beginsel kennis dient te nemen van alle informatie die kan bijdragen aan de vaststelling van de feiten en het daarop volgende oordeel over de klacht. Ook geluidsopnamen dienen in beginsel bij de klachtbehandeling te worden betrokken. Dat er toestemming ontbreekt maakt dit niet anders. De ombudsman vindt daarom dat de klachtencommissie onvoldoende heeft stilgestaan bij de vraag of het beluisteren van de opnamen van belang was voor een zorgvuldige klachtbehandeling en acht dit in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving.

Overigens heeft de Nationale ombudsman vastgesteld dat de aanwezigheid van geluidsopnamen al in een eerdere fase van de klachtbehandeling bekend was en dat deze wetenschap verloren is gegaan bij de overdracht van het klachtdossier aan de klachtencommissie. De Nationale ombudsman acht dit uitermate onzorgvuldig.

Met betrekking tot de tweede klacht geldt dat voordat een oordeel over een klacht kan worden gegeven de overheid eerst moet verkennen wat nu eigen het probleem van de burger is. De Nationale ombudsman vindt dat zoals in dit geval iemand een klacht indient nadat de feiten al helder zijn, erkend is dat er een fout is gemaakt en excuses zijn aangeboden, de overheidsinstantie in gesprek moet gaan met de klager.
De Nationale ombudsman concludeert dat voor het geven van een oordeel niet voldoende is verkend welk belang verzoeker heeft bij (verdere) behandeling van de klacht. Bovendien is het oordeel over de klacht tegenstrijdig aan het standpunt van de politieambtenaar in kwestie. Dit brengt met zich mee dat de politie in strijd met het vereiste van professionele klachtbehandeling heeft gehandeld.

Wat is het oordeel van de Nationale ombudsman?
De Nationale ombudsman acht de eerste klacht gegrond wegens schending van het behoorlijkheidsvereiste van actieve en adequate informatieverwerving. Daarnaast acht de Nationale ombudsman ook de klacht over schending van het behoorlijkheidsvereiste van professionele klachtbehandeling gegrond.

Instantie: Politie Oost-Nederland

Klacht:

verzoeker is door de klachtencommissie niet in de gelegenheid gesteld om geluidsopnamen tussen hem en een betrokken politieambtenaar tijdens de hoorzitting af te spelen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Politie Oost-Nederland

Klacht:

klachtencommissie heeft de politiechef het advies gegeven om de klacht over de uitlating van de betrokken politieambtenaar ongegrond te verklaren 

Oordeel:

Gegrond