2016/047 GBLT wijst onterecht kwijtscheldingsverzoek gemeente- en waterschapsbelasting af

Rapport

Verzoekster ontvangt al jaren een bijstandsuitkering en vraagt de GBLT (de Gemeenschappelijke Belastingdienst Locosensus Tricijn) om kwijtschelding van de aanslagen gemeente- en waterschaps­belasting voor de jaren 2013, 2014 en 2015.
GBLT willigde haar verzoek voor 2013 en 2015 in, maar voor 2014 niet. Volgens GBLT beschikte ze op het moment dat zij om kwijtschelding van die aanslag vroeg over voldoende vermogen om die aanslag van te kunnen betalen. GBLT baseerde dat op een brief van de Rijksbelastingdienst van 16 mei 2014, waarin stond dat zij over 2013 een belastingteruggaaf van € 893 kon verwachten. En dat was meer dan het bedrag van de aanslag voor 2014.

De gemachtigde van verzoekster wees GBLT er op dat het bedrag een voorlopige teruggave van  (inkomsten)belasting betrof. Later, op 29 oktober 2014, had de Rijksbelastingdienst verzoekster meegedeeld dat zij die moest terugbetalen. GBLT stelt dat zij die voorlopige teruggave apart had moeten zetten, zodat daar rekening mee gehouden had kunnen worden.

Betrokkene leeft al enige jaren op bijstandsniveau en heeft enorme moeite met zowel de terugbetaling aan de Rijksbelastingdienst als de betalingsregeling met GBLT voor de aanslag over 2014. De Nationale ombudsman overwoog dat de overheid haar besluiten goed en duidelijk moet motiveren. Volgens de wettelijke voorschriften wordt kwijtschelding verleend als er geen vermogen en geen betalingscapaciteit is. 'Betalingscapaciteit' is het positieve verschil in de twaalf maanden na indiening van het kwijtscheldingsverzoek van het gemiddeld te verwachten, per maand te besteden netto inkomen en de gemiddeld per maand te verwachten maandelijkse kosten.

GBLT had naar het oordeel van de ombudsman uit de brief van de Rijksbelastingdienst van 16 mei 2014 kunnen begrijpen dat het belastbaar inkomen nog niet vast stond en dat betrokkene, zoals ook is gebleken, mogelijk zou moeten terugbetalen. Omdat de definitieve aanslag inkomstenbelasting nog niet vaststond, kon GBLT dus nog niet beschikken over het voor de beoordeling van het verzoek om kwijtschelding benodigde inkomensgegeven. In zo'n geval ligt het voor de hand om dat verzoek niet te behandelen en de betrokkene de gelegenheid te geven om een nieuw verzoek te doen nadat het belastbaar inkomen definitief is vastgesteld. Dat is hier niet gebeurd.

De Nationale ombudsman achtte de klacht dan ook gegrond, wegens strijd met het motiveringsvereiste. Hij verbond aan zijn oordeel een aanbeveling aan GBLT om de afwijzende beslissing te herzien en op basis van zijn overwegingen een nieuwe beslissing te nemen.

 

 

Instantie: Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT)

Klacht:

verzoek om kwijtschelding van de aanslag gemeente- en waterschapsbelasting voor 2014 afgewezen, hoewel verzoeksters jaarlijkse inkomen al enige jaren niet hoger is dan het bijstandsniveau

Oordeel:

Gegrond