2016/016 Politieambtenaar neemt risico op ongewilde hondenbeet en gebruikt onnodig geweld tijdens aanhouding van een verdachte

Rapport

Er werd een ramkraak gepleegd op een supermarkt. De vermoedelijke dader(s) vluchtten weg in een auto. Politieambtenaren S. (hondengeleider), en P. die samen in een politieauto zaten, zagen op enig moment een auto die aan de beschrijving van de vluchtauto voldeed en zetten daarop de achtervolging in. De diensthond van S. zat in een speciale kooi in hun politieauto. Tijdens de achtervolging stopte verzoeker zijn auto plotseling waarna hij uitstapte. Politieambtenaar S. opende in de auto het noodluik van de hondenkooi en verliet daarna de auto omdat hij verwachtte dat hij de achtervolging te voet zou moeten voortzetten. Geheel onverwacht gaf verzoeker zich over. Omdat S. wist dat zijn diensthond losliep en de kans aanwezig was dat hij verzoeker zou kunnen bijten, zag S. zich genoodzaakt om verzoeker middels fysiek geweld naar de grond te werken en hem daar, middels het plaatsen van zijn knie op verzoeker, onder controle te brengen zodat hij vervolgens kon beletten dat zijn diensthond ongewild verzoeker kon bijten.

Verzoeker klaagde erover dat hij door een ambtenaar van de regionale politie eenheid Zeeland-West-Brabant met geweld was aangehouden, door hem naar de grond te werken en een knie tegen zijn oor te duwen.

De Nationale ombudsman concludeerde dat politieambtenaar S. zijn hond niet onder 'direct en voortdurend toezicht' had op het moment waarop hij zich in de richting van verzoeker begaf. S. nam hiermee het risico dat zijn diensthond verzoeker, zijn collega P. of een toevallig aanwezige derde, zou kunnen bijten. Hoewel S., wist te voorkomen dat zijn diensthond verzoeker, die zich overgaf, alsnog zou bijten, was het S. die zichzelf in deze situatie had gebracht en zag hij zich daardoor klaarblijkelijk gedwongen om geweld jegens verzoeker aan te wenden terwijl dat, gelet op het gedrag van verzoeker, onnodig en daarmee naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet gerechtvaardigd was. Er was geen sprake van een noodtoestand die het gedrag van S. eventueel nog zou kunnen rechtvaardigen, nu S. zichzelf in deze situatie had gebracht.

Het recht op eerbiediging van de lichamelijke integriteit is geschonden.

Instantie: Politiechef regionale eenheid Zeeland-West-Brabant

Klacht:

verzoeker met geweld aangehouden, door hem naar de grond te werken en een knie tegen zijn oor te duwen

Oordeel:

Gegrond