2015/083 Gemeente Brunssum laat na om bouwbedrijf te informeren over de gang van zaken rond gunnen van opdracht aan ander bedrijf

Rapport

De heer V. is directeur van een bouwonderneming. Zijn bedrijf werd in 2012 door de gemeente Brunssum uitgenodigd om een offerte uit te brengen voor een bouwproject. Er werd echter uiteindelijk een opdracht verleend aan een andere onderneming. De heer V. was het met de gang van zaken niet eens, omdat de procedure volgens hem niet eerlijk en objectief was verlopen. Zijn bedrijf had de laagste prijs en de opdracht had aan hem moeten worden verleend. De gemeente had de procedure stopgezet omdat de prijs van de heer V. het beschikbare budget te boven ging. In een nieuwe procedure was een groot deel van de geplande werkzaamheden uit het bestek geschrapt. De opdracht ging echter niet naar het bedrijf van de heer V. omdat hij dit keer niet de laagste prijs had. De heer V. constateerde later dat de geschrapte werkzaamheden toch waren uitgevoerd en de wijzigingen in het bestek ongedaan waren gemaakt.

Het college van burgemeester en wethouders van Brunssum achtte de klacht van de heer L. over de gang van zaken niet gegrond. Het college stelde dat de hier gevolgde wijze van aanbesteden geoorloofd was, en dat de uit het bestek geschrapte werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. Wel is er een opdracht voor een veel goedkopere versie aan een gespecialiseerd bedrijf gegund. Op basis van het advies van de klachtadviescommissie overwoog het college verder dat hij niet bevoegd was tot een inhoudelijk oordeel, omdat de heer L. zich met zijn vragen tot de rechter had kunnen wenden.

De klachtadviescommissie verwees in zijn advies naar de Nota aanbestedingsbeleid van de gemeente en de daarin opgenomen normen die de gemeente zich stelt aan transparantie, openheid, controleerbarheid en andere. Volgens de commissie dient de gemeente zich daar dan ook aan te houden. De commissie had echter de indruk dat het gemeentelijke aanbestedingsbeleid voor de heer L. niet helder was en stelde voor dat de gemeente een evaluatie zou doen.

De Nationale ombudsman overwoog dat hij het college niet kon volgen in zijn standpunt niet bevoegd te zijn om een inhoudelijk oordeel te geven. Volgens de wettelijke voorschriften voor klachtbehandeling is het college echter wel bevoegd, maar niet verplicht om de klacht te behandelen. Dat is anders in het geval dat de kwestie via een procedure ter beoordeling aan de rechter is of was voorgelegd, maar daarvan was hier geen sprake. Het college had de klacht van de heer L. dus kunnen behandelen.

Ook het oordeel van het college dat de klacht niet gegrond was achtte de Nationale ombudsman niet juist. Volgens de klachtadviescommissie heeft de heer L. niet de informatie over de gang van zaken gekregen waar hij om had gevraagd. Het was ook passend geweest om de heer L. toe te zeggen dat hij zou worden geïnformeerd over het resultaat van de evaluatie. Dat is niet gebeurd.

De Nationale ombudsman concludeerde dat de klacht dan ook gegrond is. Hij verbond daaraan de aanbeveling aan het college om verzoeker alsnog te informeren over de evaluatie.

Transparantievereiste.

Instantie: Gemeente Brunssum

Klacht:

niet eerlijk en niet opbjectief uitvoering gegeven aan het aanbestedingsbeleid, en op verzoekers klacht op dit punt onvoldoende gereageerd

Oordeel:

Gegrond