2012/148: BJZ heeft niet voldoende ingespannen om de behandeling van de klachten goed te laten verlopen

Rapport

Verzoeker is gescheiden en heeft geen contact meer met zijn kinderen. Hij klaagt over de wijze waarop Bureau Jeugdzorg Limburg, vestiging Maastricht, in de uitvoering van de ondertoezichtstelling van zijn drie kinderen met hem is omgegaan. Ook klaagt verzoeker erover dat de Raad van Bestuur van Bureau Jeugdzorg Limburg niet heeft zorg gedragen voor een serieuze klachtbehandeling door de klachtencommissie. Hierdoor voelt verzoeker zich niet gehoord.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat het belang van een goed begin van de contacten niet kan worden onderschat. Verzoeker was niet tevreden over het kennismakingsgesprek en stuurde de gezinsvoogd een brief met bijlagen waarin hij aangaf wat er volgens hem aan de hand was. Het had voor BJZ hierdoor duidelijk moeten zijn dat verzoeker moeite had met de inhoud van het gesprek. In zo'n situatie is het goed om zo snel mogelijk aan te sturen op een gesprek. Echter de brief waarmee verzoeker daartoe werd uitgenodigd, ontbeert een uitnodigend karakter. De gezinsvoogd geeft duidelijk aan waarover hij het in dat gesprek wil hebben en verder dat de werkwijze van BJZ aan de orde kan komen aan de hand van vragen. Geen enkele referentie is te vinden in de brief naar hetgeen verzoeker aan de orde probeerde te stellen.

Verzoeker heeft dit vervolgens via klachten aan de orde willen stellen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de Raad van Bestuur van Bureau Jeugdzorg Limburg zich niet voldoende heeft ingespannen om de behandeling van de klachten goed te laten verlopen.

BJZ heeft gehandeld in strijd met het vereiste van goede voorbereiding.

De Nationale ombudsman achtte de gedragingen niet behoorlijk.

Aanbeveling: De Nationale ombudsman geeft de Raad van Bestuur van Bureau Jeugdzorg Limburg in overweging om verzoeker te voorzien van een goede schriftelijke reactie op zijn zorgen en klachten, daarbij rekening houdend met de belangrijke punten die door verzoeker zijn aangegeven in zijn hiervoor genoemde derde en vierde klacht en met inachtneming van bovenstaand oordeel.

Slotbeschouwing: De Nationale ombudsman hecht eraan dat iedereen die geconfronteerd wordt met een concrete gedraging van een Bureau Jeugdzorg, kan klagen. Bureau Jeugdzorg kent een informele en een formele klachtbehandeling. Informele klachtbehandeling vindt plaats op uitvoerend niveau en is gericht op conflictoplossing en relatieherstel. Elke uiting van onvrede van een ieder dient adequaat door het uitvoerend niveau behandeld te worden als klacht. Wordt gekozen voor een gesprek als onderdeel van de klachtbehandeling, dan moet daarvoor ook een vertrouwensbasis zijn. Ontbreekt deze, zoals in deze zaak, dan moet de klacht uiteindelijk via de formele klachtbehandeling afgedaan worden. Deze bestaat uit behandeling van de klacht door een externe klachtencommissie en een uitspraak van de directeur waarin hij aangeeft of hij het oordeel van de commissie deelt. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid wordt door de klachtencommissie gekeken naar de inhoud van de klacht. Spreekt uit de aard van de klacht een zeker belang of relevante mate van betrokkenheid bij het kind, dan moet degene die klaagt erop kunnen vertrouwen dat zijn klacht wordt behandeld.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Limburg (vestiging Maastricht)

Klacht:

het "kennismakingsgesprek" met verzoeker en zijn ex-echtgenote niet deugdelijk vastgelegd

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Limburg (vestiging Maastricht)

Klacht:

zich, gelet op het volgens verzoeker gekleurde plan van aanpak, niet onpartijdig opgesteld

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Limburg (vestiging Maastricht)

Klacht:

niet de koers die de Raad voor de Kinderbescherming had uitgezet gevolgd

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Limburg (vestiging Maastricht)

Klacht:

niet ervoor zorg gedragen dat de door de rechter bekrachtigde omgangsregeling werd uitgevoerd

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Limburg (vestiging Maastricht)

Klacht:

niet ervoor zorg gedragen dat de door de rechter bekrachtigde omgangsregeling werd uitgevoerd

Oordeel:

Gegrond