2012/027: Onderwijsinspectie schendt geheimhoudingsplicht over vroegere melding seksuele intimidatie

Rapport

De heer F., leerkracht op een basisschool, stuurde tijdens een ziekteperiode een open e-mail naar zijn leerlingen van groep 7. De tekst van deze e-mail viel niet goed bij de leiding van de school, onder meer omdat woorden als 'knuffelen' werden gebruikt en hier en daar de suggestie werd gewekt dat de heer F. leerlingen bij hem thuis uitnodigde. Na een gesprek, waarin de heer F. onder meer op de risico's van zo'n (goedbedoelde) e-mail werd gewezen, beschouwde de schoolleiding de kwestie als afgedaan. Op een veel later moment – de heer F. werkte inmiddels op een andere school – werd de kwestie door de schoolleiding besproken met een vertrouwensinspecteur van de onderwijsinspectie. Deze registreerde een klachtmelding onder de categorie 'seksuele intimidatie'. Toen hij, nu als contactinspecteur, de nieuwe werkgever van de heer F. bezocht viel de naam van de heer F., in relatie tot mogelijke risico's. En via zijn werkgever kwam de heer F. er vervolgens achter dat een melding van seksuele intimidatie over hem was geregistreerd.

De Nationale ombudsman stelt vast dat vertrouwensinspecteurs ook contactinspecteur zijn en daardoor regelmatig op scholen komen. Contactinspecteurs worden van dergelijke meldingen ook op de hoogte gesteld; dat gebeurt echter zonder vermelding van de gegevens van betrokkene. In de ideale situatie zou dit hebben betekend dat de contactinspecteur van de nieuwe werkgever een dergelijk signaal kende en hierop dus alert kon zijn. Meer niet. De betrokken vertrouwensinspecteur, die als contactinspecteur ook kwam op de school waar de heer F. inmiddels werkte, had echter meer kennis; toen hij de directeur vertelde dat er iemand bij hem werkte aan wie 'iets kleefde' en de directeur vervolgens de naam van de heer F. noemde, bevestigde hij die naam. En dat had hij, zo is inmiddels ook door de inspectie en de minister erkend, niet mogen doen. Hij schond op deze wijze zijn geheimhoudingsplicht.

Hieraan zitten, naar het oordeel van de Nationale ombudsman, twee aspecten die van belang zijn. Enerzijds gaat het om het handelen van deze inspecteur: hij had zich ervan bewust moeten zijn dat dit niet juist was. Gezien zijn functie mocht van hem worden verwacht dat hij een correcte afweging zou maken. Hier is de professionaliteit van de inspecteur in het geding.

Anderzijds gaat het om een risico dat door de organisatie min of meer bewust wordt genomen: dat een dubbelrol van vertrouwensinspecteur en contactinspecteur bestaat is geen wenselijke situatie. Hierdoor kunnen inspecteurs in een moeilijke positie worden gebracht, zo is gebleken.

De gedraging is niet behoorlijk.

Norm: integriteit.

De Nationale ombudsman geeft de Inspectie van het Onderwijs in overweging te onderzoeken, of zodanige maatregelen kunnen worden doorgevoerd dat samenloop van de functie contactinspecteur en vertrouwensinspecteur, zoals hier het geval was, zich niet langer kan voordoen.

Registeren van de melding;

Het gebruik van het woord 'waarschuwing'.

Instantie: Inspectie van het Onderwijs te Utrecht

Klacht:

naam van verzoeker doorgegeven aan diens nieuwe werkgever

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Inspectie van het Onderwijs te Utrecht

Klacht:

gebruik van het woord 'waarschuwing'

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Inspectie van het Onderwijs te Utrecht

Klacht:

registratie van een melding over verzoeker

Oordeel:

Niet gegrond