2011/337: Minister van BZK schendt rechtszekerheid door legesheffing ID-kaart vooraf aan wetswijziging

Rapport

De Hoge Raad heeft bij arrest van 9 september 2011 geoordeeld dat er geen wettelijke grondslag is voor de heffing van leges door gemeenten voor het behandelen van een aanvraag voor een ID-kaart. Op 21 september 2011 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend met het doel alsnog te voorzien in een wettelijke grondslag om gemeenten in staat te stellen om rechten te heffen voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ID-kaart. Op dezelfde dag heeft de minister via de media laten weten dat vanaf 22 september 2011 weer moet worden betaald voor de ID-kaart. Op dezelfde dag heeft de minister een brief aan alle gemeenten verzonden. In die brief stond onder meer:

"Gemeenten kunnen langs twee wegen zeker stellen dat de leges worden geïnd, te weten:

• U vraagt de aanvrager vanaf 22 september 2011 om te betalen bij het doen van de aanvraag. U vraagt de aanvrager om een bankrekeningnummer voor het geval het wetsvoorstel niet door het parlement wordt aanvaard. U administreert het bankrekeningnummer en betaalt indien nodig de leges terug;

• U verleent uitstel van betaling onder de voorwaarde dat de aanvrager bij het ophalen van de NIK een eenmalige machtiging tot afschrijving van het verschuldigde bedrag aan de gemeente verleent. Het uitstel van betaling geldt totdat de wet in werking is getreden.

Weigert een aanvrager beide opties dan kunt de aanvraag niet in behandeling nemen. Immers u heeft dan geen zekerheid dat de aanvrager zal betalen voor de aangevraagde NIK."

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft op 21 september 2011 met een persbericht bekend gemaakt dat een wetswijziging is ingediend over de kosten voor het aanvragen van een ID-kaart.

Die wetswijziging voorziet erin dat deze met terugwerkende kracht op 22 september 2011 in werking zal treden. De minister van BZK heeft daarbij, hoewel de wetswijziging nog niet in werking was getreden, gemeenten opgeroepen per direct weer kosten in rekening te brengen bij de aanvraag van een ID-kaart.

De hierboven bij het eerste opsommingsteken genoemde werkwijze is niet behoorlijk. De Hoge Raad heeft uitdrukkelijk bepaald dat op grond van de (toen) geldende wetgeving geen leges mogen worden geheven voor een ID-kaart. Mensen toch te laten betalen voor een ID-kaart (met de mogelijkheid dat dit geld eventueel later zal worden terugbetaald) hangende nieuwe wetgeving is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De bij het tweede opsommingsteken genoemde werkwijze had de enige voorgeschreven werkwijze dienen te zijn.

Er is sprake van schending van het vereiste van rechtszekerheid

De Nationale ombudsman beveelt de minister van BZK aan om een voorziening te treffen opdat in geval het hoogste rechtscollege mocht beslissen dat het moeten betalen van leges in de periode van 22 september 2011 tot de dag van inwerkingtreding van de wet niet had gemogen, aan alle mensen die in die periode een ID-kaart hebben aangevraagd, de leges worden terugbetaald, ook al hebben die mensen geen bezwaar gemaakt tegen de legesheffing.

Instantie: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Klacht:

onderzoek uit eigen beweging met betrekking tot de inwerking treding van de wetswijziging heffing leges voor aanvraag ID-kaart

Oordeel:

Gegrond