2011/313: Vader klaagt over op tv uitzenden beelden van onschuldige zoon in mishandelingszaak

Rapport

Op 17 december 2008 werd een winkelmedewerkster mishandeld door een groep jongeren. Op camerabeelden van de binnenstad was een groep jongeren te zien waaronder de zoon van verzoeker. Ter vaststelling van de identiteit van deze groep werden de beelden eerst intern bij de politie getoond en toen dat niets opleverde werden de beelden getoond in een opsporingsprogramma op een lokale televisiezender. Uiteindelijk bleek de zoon niets met de zaak te maken te hebben.

Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Utrecht zijn zoon alsook zijn familie publiekelijk te schande heeft gemaakt door op 14 januari 2009 beelden uit te laten zenden in het opsporingsprogramma 'Bureau Hengeveld' waarin beelden van de zoon als betrokkene bij een strafbaar feit werden getoond. Verzoeker laat in dit verband weten dat zowel zijn zoon alsook zijn familie het bovengenoemde incident als bijzonder traumatisch hebben ervaren.

Het belang van de politie was het achterhalen van de dader(s) van de mishandeling. Het gegeven dat de politie op dat moment geen andere opsporingsmiddelen meer voorhanden had maar wel camerabeelden had waarop de vermoedelijke daders zichtbaar waren, maakt de keuze om de camerabeelden daadwerkelijk op de televisie te tonen in een programma dat informatieverkrijging in een strafzaak ten doel heeft, begrijpelijk. Daar komt bij dat ook de ernst van het strafbare feit het gebruik van de camerabeelden rechtvaardigde. De overtuiging bestaat dat de intentie van de politie was gericht op het oplossen van het strafbare feit en niet op het publiekelijk te schande maken van verzoeker, zijn zoon of zijn familie.

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; behoorlijk.

De Nationale ombudsman geeft de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht in overweging om in gesprek te gaan met verzoeker om een passende vorm van rectificatie te bespreken. Daarbij kan mede gedacht worden aan aandacht voor de inhoud van dit rapport in het bewuste opsporingsprogramma en het helder uiteenzetten dat de eerder getoonde personen op geen enkele wijze betrokken waren en zijn geweest bij het bewuste strafbare feit.

De Nationale ombudsman geeft de Raad van Korpschef in overweging om in de toekomst op een redelijke termijn duidelijk te rectificeren, indien iemand in het openbaar ten onrechte in verband is gebracht met enige betrokkenheid bij een strafbaar feit.