2011/286: Klacht over handelswijze psychiater CBR bij keuringsprocedure

Rapport

Verzoeker had een Eigen verklaring bij het CBR ingediend om een Verklaring van geschiktheid te verkrijgen. Deze verklaring had hij nodig voor zijn rijbewijs. Het CBR had verzoeker na ontvangst van de Eigen verklaring een psychiater aangewezen voor een nader onderzoek.

Verzoeker klaagde bij het CBR over de handelwijze van de psychiater in deze keuringsprocedure. Het CBR achtte de klacht van verzoeker niet terecht. In zijn reactie verwees het CBR verzoeker naar het tuchtcollege voor de gezondheidszorg om een klacht in te dienen over het gedrag van de psychiater. Het CBR gaf daarbij aan dat het geen aansprakelijkheid kon nemen voor de werkwijze en het gedrag van keurend specialisten die niet bij hen in dienst zijn.

Verzoeker kon zich niet vinden in deze reactie van het CBR omdat het CBR hem de betreffende psychiater had toegewezen. Daarom diende hij een klacht in bij de Nationale ombudsman.

De Nationale ombudsman opende een onderzoek naar de klacht van verzoeker. Hij stelde het CBR daarbij de vraag of het de klacht van verzoeker over de handelwijze van de psychiater had onderzocht.

Het CBR informeerde de Nationale ombudsman dat het in zijn reactie op de klacht van verzoeker uitgebreider in had kunnen gaan op de informatie die het CBR van de psychiater had ontvangen. Het CBR deelde de Nationale ombudsman mee welke informatie dat was, en telefonisch bij hem te hebben geïnformeerd. Op grond van deze informatie achtte het CBR de klacht van verzoeker niet gegrond.

Motiveringsvereiste. De Nationale ombudsman oordeelde de klacht van verzoeker gegrond, omdat verzoeker pas bij de reactie op het onderzoek door de Nationale ombudsman door het CBR was geïnformeerd over de feiten op basis waarvan het CBR tot het oordeel was gekomen om zijn klacht niet gegrond te achten.

In zijn slotbeschouwing bij dit rapport gaf de Nationale ombudsman nog aan dat het feit dat een arts niet in dienst is van het CBR niet in de weg hoeft te staan van het CBR om bij een klacht informatie bij de arts in te winnen. Dat past in een zorgvuldige klachtprocedure en is ook in het belang van het CBR. Ook een redelijk zware procedure als een tuchtrechtelijke procedure kan dan wellicht worden voorkomen. In dat opzicht had het CBR bij deze klacht de juiste handelwijze gevolgd. De Nationale ombudsman wees in dit kader op de driehoeksgesprekken die het UWV bij klachten over verzekeringsartsen toepast en de door hem uitgebrachte `Bezwaarwijzer'.

Instantie: Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Klacht:

niet adequaat gereageerd op verzoekers klacht

Oordeel:

Gegrond