2010/292

Rapport

Uit de relatie van verzoeker en zijn ex-partner werd in 2003 een zoon geboren. In 2005 kwam er een eind aan deze relatie. Verzoeker verzocht de rechter om het hoofdverblijf van zijn zoon aan hem toe te wijzen. De rechtbank schakelde de Raad voor de Kinderbescherming in.

Verzoeker klaagde erover dat de onderzoekers van de Raad in het kader van een door de rechtbank gelast onderzoek zich partijdig hebben opgesteld door (onder meer) de door hem aangedragen feiten over de gezondheidstoestand van zijn zoon niet in het rapport op te nemen en door zijn reactie op het raadsrapport niet (en die van zijn ex-partner wel) als bijlage aan het rapport toe te voegen.

De Nationale ombudsman overwoog dat in zaken waarin door de Raad aan de rechtbank advies wordt uitgebracht over toewijzing van de kinderen aan een van de ouders, het voor die ouders erg belangrijk is het gevoel te hebben dat ze door de Raad zijn gehoord en dat hun verhaal goed in het rapport is opgenomen. De Nationale ombudsman had niet kunnen vaststellen welke feiten door verzoeker tijdens het onderzoek door de Raad waren aangedragen. Om die reden was niet vast te stellen of het rapport volledig was. Ook was de reactie van verzoeker op het raadsrapport, zij het op een later tijdstip, bij het rapport gevoegd en had de rechtbank van deze reactie kennis kunnen nemen.

Wel was in de rapportage vermeld dat verzoeker naar de moeder toe fysiek geweld had gebruikt. Door deze wijze van rapporteren was de indruk gewekt dat het fysieke geweld als vaststaand kon worden beschouwd terwijl het ging om de visie van de moeder. Dat verzoeker tegen deze wijze van rapporteren bedenkingen had was dan ook te begrijpen. Ook al was er naar het oordeel van de Nationale ombudsman bij de Raad geen sprake van vooropgezette vooringenomenheid ten opzichte van verzoeker, toch kon door deze wijze van rapporteren bij verzoeker de schijn van vooringenomenheid ontstaan.

Van de Raad had mogen worden verwacht dat hij elke schijn van vooringenomenheid in de rapportage had vermeden. De Raad is daarop onvoldoende alert geweest. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging niet behoorlijk was.

Overige klachtonderdelen:

-dreiging tot uithuisplaatsing

-geen gevolgen verbinden aan uitspraak klachtencommissie

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming

Klacht:

Partijdig opgesteld door onder meer de door verzoeker aangedragen feiten over gezondheidssituatie van zijn jongste zoon niet in rapport op te nemen; verzoekers reactie op raadsrapport niet als bijlage aan rapport toegevoegd; geen gevolgen verbonden aan uitspraak van klachtencommissie waarbij verzoekers klacht over gemaakte procedurefouten gegrond is verklaard.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Raad voor de Kinderbescherming

Klacht:

Gedreigd kinderen uit huis te plaatsen.

Oordeel:

Niet gegrond