Verzoeker is door het arrestatieteam aangehouden terwijl hij in zijn auto reed. Hij werd er van verdacht een vuurwapen voorhanden te hebben. Hij is met geweld uit de auto getrokken. Toen hij zijn handen niet liet zien op commando van de leden van het arrestatieteam is hij op het hoofd geslagen en heeft hij een knie in zijn zij gekregen. In het ziekenhuis wordt een lichte hersenschudding vermoed, blijkt zijn middenvoetsbeentje gebroken en heeft hij gekneusde ribben. Zijn auto heeft schade opgelopen en verzoeker geeft aan nog steeds psychische klachten te ondervinden van het gebeurde. Een vuurwapen is niet aangetroffen.
Verzoeker klaagt over de wijze waarop leden van het arrestatieteam tegen hem zijn opgetreden, door hem tijdens zijn aanhouding onder schot te houden met een vuurwapen en door hem een kniestoot te geven in zijn linkerzij en hem enkele vuistslagen in het gezicht te geven. Verzoeker klaagt er ook over dat de hoofdofficier van justitie toestemming heeft gegeven voor de inzet van het arrestatieteam
De Nationale ombudsman oordeelde dat de hoofdofficier af mocht gaan op de als betrouwbaar aangemerkte CIE informatie dat verzoeker een vuurwapen voorhanden had. Op basis van deze informatie is verzoeker buiten heterdaad aangehouden door het arrestatieteam. De mogelijke aanwezigheid van een vuurwapen rechtvaardigt de inzet van een arrestatieteam. Er is getoetst aan het evenredigheidsvereiste, de gedraging was behoorlijk
De Nationale ombudsman oordeelde dat het geweld dat door de leden van het arrestatieteam is gebruikt niet de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden. Doordat de eerste stoppoging was mislukt en verzoeker kon ontvluchten was het verrassingseffect van hun handelen verdwenen. Toen verzoeker daarop op de grond liggend weigerde zijn handen te laten zien moesten zij er rekening mee houden dat hij een vuurwapen verbogen hield. Het gebruikte geweld om het verzet van verzoeker te breken en zijn handen onder zijn lichaam vandaan te halen was daarmee gerechtvaardigd .
